
Eigenfchappen. Zeer fchuw, fnel, maar niet
hoog van vlugt, ’s avonds en ’s morgens firijkt hij
langs den grond om zijne prooi te betrappen. Vliegende
vangt hij niets.
4. F. Milvus , Linn. Spec. 12. De W ouw ,
Kuikendief, Klem Koop. L e Milan. The Kite. D ie
W e i h e , der G a b e lg e i je r .
Nozeman, Tom. I , pag. 15. Buffon I , 155, pl. 422.
T emminck, Manuel I. 57.
Kenteeken. De kop klein en even als de hals witachtig
; het was ge e l; het lijf rosachtig bruin ; het
onderlijf roestkleurig met bruine flrepen in de lengte;.
de Baart gevorkt, ros; de bovenkaak met een’
Hompen tand. Lengte <2 voet 2 duimen, vlugt 5
voeten 4 duimen. Het mannetje.
De jarige jonge i s , volgens de Heer temminck ,
F . auftriacus, hnn. Spec. 63.
Woonplaats. In moerasfen , poelen, griendten,
rietvelden en wildernisfen. Nergens meer dan in de
Hlblasfer en Krimpener Waarden. Vertrekt in den
herfst.
Voedfel. Mollen, ratten, adders, hagedisfen,
ook jonge hoenderen, kalkoenen , patrijzen, leeuwe-
rikken, eenden en dergel.
Voortteling. Broeit hier te lande, nestelt in de
hoornen ; zij legt 3 of 4 witachtige eijeren met geel
rosfe vlekken. Broeitijd 20 dagen.
Eigenfchappen. Bijzonder fcherp van gezigt, niet
fch uw , zeer vreesachtig, vliegt langzaam , uitermate
hoog en zwevende, zijn geluid is dompig , fom-
tijds fcherper.
5. F. s u b b u t e o , Linn. Spec. 14. De Boomvalk
,
valk , Stootvalk , kleine Èuizert. Le^Hobreau. The
Hobby. D e r k l e i ne Bu s h a r t .
Nozeman, Tom. I I I , pag. 229. Buffon , I , 219, pl. 432*
F risch, I , 86. Een jong wijfje. T emminck, Manuel
I, 25»
Kenteeken. De bek blaauwachtig, het was en de
pooten geel, de keel wi t , over de zijden van den
hals loopt een breede zwarte band , rug en dekvederen
der vleugelen zwartachtig blaauw met lichtere
randen, Buit en fchenkels rosachtig, de borst en
het onderlijf witachtig met zwarte vlekken, de zij-
delingfche Baartpennen van boven zwartachtig van
onderen wit geBreept met bruine banden. Lengte
i voet, vlugt ruim 3 voeten. Het oude mannetje.
Woonplaats. Zeldzaam hier te lande, in de bos-
fchen landwaarts ingelegen. Trekvogel, die met
de leeuwerikken komt en vertrekt.
Voedfcl. Vinken , leeuwerikken, ook wel kwartels
en Brandvogels.
Voortteling. Broeit hier te lande, nestelt in de
hoogBe boomen of in de kloven der rotfen, legt
3 of 4 rondachtige w itte , hier en daar grijs en
olijfkleurig gevlakte eijeren.
Eigenfchappen. Bij het vervolgen van een’ leeuwerik
is hij dikwijls zoo blind, dat h i j , den jager
niet ziende , dlgt voor zijne voeten nederBrijkt.
6. F. Buteo. Linn. Spec. 15. F. Communis fuscis.
Linn. Spec. 86. F. Variegatus. Linn. Spec. 78.
De Buizen. La Bufe. The common Buzard. D e r
Ma u f e F a l k .
Temminck, Manuel. I , p. 63.
Kenteeken. De bek loodkleurig, de iris en poo-
L 3 ten