
Eigcnfchappen. Levendig, moedig en leerzaam,
het gezigt fcherp, vliegt zeer hoog , geeft geen geluid
dan, wanneer hij honger heeft of gekwetst is.
Van hem vindt men twee verfcheidenheden.
1. De roodbruine rug, met zwarte dwarsHrepen.
2. Met een liehtblaauwen k o p , de vederen met
wit gefchakeerd.
3. Geheel wit. Zeer zeldzaam.
8. F. Halietus. -Linn. Spec. 26. De Visch-
Arend, Zee-Arend, Eendendoockr. Le Balbuzard*
The Osprcy Eagle. D e r F l u s a d l e r .
B cjffon, 1 , 81, pl. 414. T emminck, M anti el I , 47.
Kenteeken. De bek zwart, het was en pooten
vaalbruin, de kop , nek , rug en vleugelen bruin ,
eenigzins met wit gefchakeerd. Over de oogen fom-
t'yds een witte Breep, de keel, borst en het onderlijf
wi t , aan de borst met geel bruine pijlvormige vlekjes
, die zich als een baard vertoonen. De voorvoet
grof gefchubd, de bal van den voet met harde
puntige puistjes bezet; in de gedaante van fegrijn-
leder. Lengte van het mannetje 2 voeten, van het
wijfje 2 voeten 4 duimen , vlugt van het mannetje.
6 en van het wijfje d j voeten.
Volgens den Heer temminck is de F. Arundina-
ceus Linn. Spec. 26. Var. p. een wijfje in de rui.
Woonplaats. Hier te lande zeldzaam , komt in
Maart, vertrekt in November, aan de oevers van
rivieren en Baande wateren.
VoedfeL Alleen visch, voornamelijk uit het zoete
water, dien hij grijpt wanneer deze aan de opper-*
vlakte korpt, ook duikelt hij er naar.
Voortteling. Broeit niet hier te lande, houdt zich
°P
op in boomen en op rotfen; zij legt 3— 4 witte
ros gevlakte dieren.
Eigcnfchappen. Uitnemend Berk , geduldig, gezigt
fcherp, vliegt zwevende.
9. F. A pivorus , Linn. Spcc. 28. De Muis-
v a lk , de bijen of wespen etende Buizert. I^a Bon.
dree. 1 he Honey Bufard. D e r w e s p e n F a l k e .
Buffon, I , 163, pl. 420, de jarige, T emminck, Manutl,
I pag. 23.
Kenteeken. De bek en het was donkerbruin; de
iris geel; de kop van boven breed en plat; zijwaarts
blaauwachtig aschgraauw; de hals en het
bovenlijf glinsterend bruin; de 'middelde fiagpennen
donkerbruin en blaauwachtig grijs geBreept; de
keel, borst, buik en Buit wit met driehoekige bruine
vlekken ; de Baart met drie bruine banden op
ongelljken afBand; de pooten geel. Lengte omtrent
2 , vlugt ruim 4 voeten.
Woonplaats. Zeer zeldzaam en flechis toevallig
hier te lande.
Voedfel. flamfters , mollen , muizen , ktkvor-
fchen , hagedisfen, maar inzonderheid wespen enz.
Voortteling. Broeit niet hier te lande, onthoudt
zich in de bosfehen op hooge boomen, zij legt
3— 4 kleine graauwbruin gevlekte eijeren; broeitijd
3 weken.
Eigcnfchappen. Bijzonder fcherp van reuk, traag
en zwaar van vlugt, Bijgende Hechts lot eene middelmatige
hoogte; zittende, kan hij niers vangen,
maar loert Hechts op zijne prooi. Boven bijna alle
roofvogels is her fnel loopen hem bijzonder eigen,
bij het welk hij wespen, bijen en rupfen opfnapt,
L 5 10»