trekken , ja vele zelfs , en inzonderheid nog die ,
welke de eilanden in de Zuider-Zec bewonen, die
blaauwe oogen, en dat goudgele haar, waardoor zij
oudtijds Auricomi Batavi, d. i. goudharige Batavieren
, genoemd werden , behouden hebben, welke
hen, over het geheel genomen, onder de kloekfle
en meest welgevormde volken der noordelijke landen
doen gerekend worden.
G e s l a c h t IV. DE VLEDER-MUIS. (VES-
P E R T IL IO .)
Geflachts-kcntccken. Spitfé, regt overeind digt bij
elkander ltaande tanden, wier aantal verfchillend is
in de onderfcheidene foorten ; de vingers der voor-
pooten door een vlies aanéén verbonden , hetwelk
het dier tot vliegen dient, en het lijf geheel omvatten
kan.
Alle de foorten van dit geflacht, hier te lande
aanwezig, hebben in de bovenkaak 4 , in de onderkaak
6 voor- of Mj-tanden.
1. V . A u r it u s Linéi Spec. 5. De geoorde of
langwerpige vledermuis. UOrcillard van bu f fo n .
The long earcd Bat. D ie l a n g ö r lg e F le d e r in
au s.
Buffon, Histoire Naturelle, Tom. VIII. Tab. XVII. fig. r.
Schrfbek. Tab. 2.
Kenteeken. De Haart bi'na zoo lang als het lijf;
neus en mond enkel; de voorwaarts gerigte ooren
van binnen als verdubbeld , en grooter dan de ge-
heele k o p , die klein i s , eenen breeden , en als inge-
bogenen neus heeft, en in een’ langen fnuit uitloopt;
de mond wijd en tot de ooren reikende, de
oogen zw ar t; de oogleden met borstelachtige zwarte
te haren bezet; het lijf kort, en veel gelijkende
naar dat van de gewoue muis; de voorpooten hebben
, behalve den regt naar boven gekeerden, en
met een* fcherpen nagel voorzienen duim, 4 vingers;
de achterpooten vijf evenwijdige vingers,
welke aan het zoogenaamde fmeerachtige vlerk-vlies
vastgehecht, en met fcherpe witte nagels gewapend
zijn ; de kleur van het lijf zwartachtig, het midden
en onderlijf rosachtig w it ; de ooren, die veel gelijken
naar perkament, benevens het vlerk-vlies, licht
asgraauw, wangen en fnuit zwartachtig, van den
kop.tot den Haart ongeveer a duim, de Haart bijna
a duim, de uitgefpreide vlerken ruim 10 duim 3
lijnen.
Woonplaats. Voor zoo verre ons als nog bekend
is ; hier te lande alleenlijk op het eiland Walcheren,
in gewelven, daken, donkere gaten en fpleten van
muren, fchuren, en oude gebouwen, zoo wel biu-
nen de Heden als op het platte land.
Voedfel, Kevers , vliegen , kakkerlakken, muggen
, vooral kleine nacht-kapellen, en andere infec-
ten , die in de ochtend- en avond-fchemering vliegen
, en die zij in zulk eene groote menigte weten
te vangen, dat zij zich daarmede, binnen i uur,
voor een etmaal genoegzaam verzadigen kunnen;
brekende zij voorts aan alle de hun ten prooi ge-
wordene infecten eerst de vleugelen a f , alvorens dezelve
te verilinden.
Voortteling. Deze, gelijk alle de andere tot heden
toe bekende foorten, leven bij paren, zetten
zich voort in het eind van April of begin van Mei;
de wijfjes dragen 4 weken, werpen % jongen, die
zij gedurende eenige weken zogen, en des noods
aan zich vast gehecht al vlugtende met zich voeren.
Eigen