
1 5 * T o t a n u s g l o t t i s , B e c h s t e i n . De Strand-
fnep. De Groenpoot. L a Barge variée et la Bar-
ge aboyeufe. The green legged horfeman. Gr u n -
f ü s f i g e r Wa s fe r 1 a ufer.
Nozeman, IV , 319, naauwkiurig. Buffon, V I I I , 3x4 ca
315- T emminck, M a rw e i I I , 659.
Kenteeken. De bék bruiugraauw; de iris roodachtig
; de kop, de wangen, de hals van voren en
ter zijden in de lengte bruingraauw en wit geftreept;
de ruimte tusfchen den bek en het o o g , als ook de
keel wi t ; de borst langs de zijden graauw, bruin
en wit geftreept, in het midden wi t ; de rug in het
midden wit; van boven, gelijk ook de fchouders en de
dekvederen der vleugelen, zwartachtig bruin , alle de
vederen met een’ breeden geelachtig witten rand geboord
; de grootfte dekvederen, die de flagpennen bedekken
, hebben kleine donkerbruine ftreepjes; de onderfte
dekvederen bruin geftreept; de flagpennen witachtig
getipt; de buik en het verder onderlijf wit;deftaaft
wi t ; de middelfte pennen bruin overdwars, de twee
buitenfte inj'de lengte geftreept; de pooten groen-
achtig geel; lengte 12\ , vlugt 17 duimen. Man
en wijf des winters.
De jongen van het ja a r , verfchillen weinig van
de ouden na haar eerfte ruijen , bijna alleen door de
kleur der pooten , welke graauw bij de jongen is.
De vogel in zomervederen is de Totanus glottis
van leisler. Nachtv. zu Bechfl. , heft 2 . , artic.
20 , p . 183 en T84.
Woonplaats. Komt tweemaal ’sjaars, hoewel in
'geen groot getal, op de kusten van Holland, maar
meer gemeen aan de kanten der meren en laag gelegen
landen in Noord-Holland.
Voed.
303
1Voedfel. Vischjes, fchulpdieren en vischkuit.
Vwrtteling. Gelchiedt in de landen onder de
Noordpool.
Eigenfchappen. Schuw , vliegt reeds op , wanneer
men nog op eenen grooten afftand van hem
af is.
LXXXVIII. DE P L E V IE R , (CH A R AD R IU S .)
Gcjlachts-kenteeken. De bek rolrondachtig en
ftomp ; de neusgaten ftreepswijze, looppooten fpe*
des curforii') met drie vingers.
1. C. Hia t ic u l a , Linn. Spec. 1. De Zee-
Leeuwerik, de Piepert. L e Pluvier a collier. The
Ringed P lover. D e r b u n t fc h n a b l i g e r R e gen
p f e i f f e r .
Nozeman, I I I . 265. Buffon, IX , 1 5 , p l. 920, zeec
naamvkeuiïg. F risch, T . 214. T emminck, Manu el K ,
539-
Kenteeken. De bek oranjekleurig; de punt zwart;
de iris oranje; achter den bek loopt rondom het
hoofd over de oogen en van het eene oog tot het
andere, midden over den fchedel, een zwarte band;
de ruimte tusfchen beiden en het voorhoofd, de keel y
en de kraag om den hals w it ; onder deze is de borst als
met een zwart fchild gedekt, van hetwelk de einden
op den nek zamenloopen; het achterhoofd en bovenlijf
bruin aschgraauw; de flagpennen graauwach-
tig bruin; het onderlijf wi t ; de middelfte ftaartpen-
nen graauw, de andere wit getipt; de buitenfte
wu ; de pooten oranje; lengte 7 , vlugt 14 duimen.
Woonplaats. Hier te lande aan de vlakke fteen-
achtige oevers der zee en rivieren zeer menigvuldig.
Voed