
ren vail huizen in fchuren, op dezelfde w ijze, als
de huiszvvaluw; zij legt 4—6 witte e ij eren met bruine
flippen , welke zy met mannetje in 14 dagen
uitbroeit.
Eigenfchappen. Vliegt niet zoo fnel, maar hoo-
ger dan de huiszwaluw.
3. H. R ipauia , Linn. Spec. 4. De Aard- of
Oeverzwaluw. VUirondclic de riyage. The Sand
Martin. D ie U f e r f c h w a lb e »
N o z e m a n , T. I , p. 35. Buffon, V I I I , 293, pi. 543./.
a , een jonge. F risch, T . 18, /. ft. T emminck, Manuel
1 , 429.
Kenteeken. De bek zwartachtig; de iris kastanjebruin
; de k o p , de hals van achteren, de rug
en de gevorkte korte flaart muisvaal; de vleugelen
donkerbruin; de keel, de hals van voren, de borst,
de b u ik , en de fluit w it; op de borst is over dwars
een breede muisvale band ; de pooten donkervaal,
tot aan de knieën bevederd,; lengte 5 , vlugt i t
duimen.
Woonplaats. Aan de oevers van rivieren en langs
de dijken; komen in April en vertrekken in Augustus.
Voedfel. Vliegende, inzonderheid watcrinfecten.
Voortteling. Zij maken haar nest in* de holen van
waterrotten en mollen , aan de oevers van rivieren
cn dijken, ook wel in de glooiingen der bolwerken
van verflerktc (leden, en aan de vleugels van hooge
bruggen ten platten lande; zij legt 5— 6 witte cijc-
rcn.
Eigenfchappen. Vliegt bij uit (lelt (hel, cn leeft
met de huiszwaluwen in cenen gcdurlgen twist.
4. H. Apus. Ltnn. Spec. 6. De Gier of Steenzwaluw
, de Langvieagel. Le Martinet nair , le
grand Martinet. The Swift. D i e F e lfen »
f c h w a 1 be.
Nozeman , T . I , p. 37. Ruffon , V I I , 302, pi. 542, f. r,
onder den naam van le grand Martinet. F risch, T. i- ,
ƒ.1. T emminck, Manuel 1,434. •Cypfelms marerhts.
Kenteeken. De bek zwart; de iris donkerbruin;
de geheele vogel zwartachtïg, roetkleurig, behalve
de keel, die graauwachrig wit i s , de pooten
met kleine grijze vedertjes bezet; lengte omtrent 8 ,
en vlugt 15 duimen.
Woonplaats. In oude gebouwen, in torens en
in holle eiken, men vindt ze zelfs in de (leden;
komt hier te lande in het laatst van April en vei*
Irekt in het laatst van Augustus.
Voedfel. Inzonderheid water - infecten.
V ?orttcling. Nestelen in de gaten van muren,
in de nesten van fpreeuwen en andere vogelen, in
Mei leggen zij 1— 4 witte , naauwelijks merkbaar
bruin gefpikkelde eijeren.
Eigenfchappen. Vliegen het fnel (te van alle zwaluwen;
wanneer zij bij toéval op den grond geraken,
is het haar zeer bezwaarlijk, om wevler op te
vliegen, waarom zy willekeurig nimmer op den
grond komen,
CX V lll, DE G E IT ENM E L K E R ,
MULGUS.)
Geflm'hts - kmteeken. De bek een weinig krom
steer klein clsvormig aan des4cfls wvrtcl zamenge-
duikt en met ilijvo hordeis als ooghaartjes be*ei
m