CXXVI. DE SLAN G , ( ANGUIS.)
Gcjlachts-kenteeken. Buik- en ttaartfchubben.
A . F ragilis. Linn. p . 1122. De breekbare
Slang. rOrvet, The Slow Worm. D i e B r u c b-
f c h 1 a n g e.
V an lier, p . 207. p l . III. L a cepede II, 236. p l. 19. f . 1,
(Bij. MERREM , Op. C i t . p a g . 79.)
Kenteeken. 135 Buik- en 135 (taartfehubben;
de kop platachtig; de bek fpirsachtig rond; de
oogen klein, bruin en met oogleden voorzien ; de
rug donker o f zvvartachtig, over deszelfs midden
loopt in de lengte een zwarte (treep ; de zijden rosachtig
bruin ; de buik donkerbruin ; de keel wit 9
met zwart en geelachtig gemengeld; de (taart zoo
lang als het lij f , hetwelk tw e e , zeldzaam 3 voeten
lang, en Hechts een vierde duim dik is. Zij
zijn niet g iftig, maar zeer broos, zoodat zij dikwijls
op het enkel aanraken in (tukken breken.
Woonplaats. Op wei-, hooi- en zaailanden, in
de veenen op de heide en in de bosfehen , in genoegzaam
alle de gewesten van Nederland.
Voedfel. Muizen , kikvorfchen , infecten , wormen
en (lakken.
Voortteling. Paren in Junij, dragen ruim één
maand, brengen 7— 10 volkomen gevormde jongen
ter wereld.
Eigenfchappen. Goed van aard, getergd wordende
bijten zij niet, kunnen lang honger lijden, en
bewegen zich langzaam.
LIJST
LIJST DER ZOOGENDE DIEREN, IN HET RIJK
DER NEDERLANDEN VOORKOMENDE.
I . O r d e . 'e er st e b e n d e , ( pr im a te s ) .
I . G e s l a ch t . DE MENSCH, {HOMO}.
I. Homo. L. Sp. 1. — De Mensch. . . pag. 8|*
IV. G e s l a ch t . DE VLEDERMÜIS , {VESPERTÏHO}.
I. V. auritus. L. Sp-5. -- De geoorde VI ed er muis. —— 90.
ö. — nturinus. L. Sp. 6. — De gewone Vledermuis, — - 91.
g. — Noctula. L. Sp. 10. — De groote Spek- of Nacht-
Viedertnuis. , . . — 92»
4. — ferotinus. L. Sp. 11. — De Spadeling, de laatvliegende,
de bleekkleurige Viedermuis. - 93*
5. — Pipistrellus. L. Sp, 12. De Dwerg of kleine Vledennuis.
. . . . *—• 93,
III. O r d e . r o o f d ie r e n , ( f e r /e ) .
XI. G e s l a ch t . DE ROB , {PHOCAy
jt.P . Fïtulina. L. Sp. 3. — De Zeehond, de Rob. — 95*
XII. G e s l a ch t . DE HOND , (CAIV/S).
Ï. C. familiaris. L. Sp. I. -- De Huishond. —— 97*
ö. — Lupus. L. Sp. 2. -- De Wolf. «, -— 99.
3. — Fulpes. L, Sp. 4. — De Vos. . — ioo.
XIII. G e sla ch t . DE K A T , {FELÏSy
1. F. Catus domestica. L. Sp. <5 /3. * • — > 102«
XV. G e sla ch t . DE WEZEL, {MUSTELA).
1» M. Lutra. L. p. 2. — De Otter. . —— 103.
2, — Foina. L. Sp. 14. — De Huis- of Steenrnörter, (in
fommige onzer Land - Provinciën Flian , en ook Oek
genaamd.) . ' * . . . -— 105.
Dd 2 3 *