
zwarte baardharen bezet; blaauwachtige, in bet
duister glinsterende, en wijd van elkander Raande
oogen, van welke de bovenfle leden , met eenige
lUjve, zwarte baren bezet zijn; de ooren k o r t,
breed en rondachtig; de hals kort en bijna zoo dik
als de kop ; het lijf fmal, lang uitgerekt en digt behaard
; de zwart-bruine pooten kort, dik, fierk
gefpierd , en met fcherpe nagels voorzien ; de Raart
zwartachtig van kleur , met wollig en als gekroesd
haar bezet; aan de zijden van den aars twee opene,
eironde blaasjes of klieren, die een geel ongelachtig
en Hinkend vocht bevatten; het wijfje is dunner o f
ranker dan het mannetje, en heeft onder aan den
buik 4 borstelen; lang ruim i voet, hoog — , de
Haart lang io duim.
Woonplaats. Binnen alle de gewesten van Neder•
land, in holen , reten en gaten, en alle andere Ril-
le , verborgen plaatfen , oude Rads-muren, torens,
vervallen gebouwen , hout- en takkenbosfchen, hooimijten
, Rallen , fchuren enz.
Voedfel. Allerlei huisgevogelte en derzelver eijeren,
vooral hoenders , duiven, ganzen en eenden, ook
ratten , muizen en kikvorfchen, benevens fommige
vruchten, zoo als kerfcn en pruimen.
Voortteling. De Huis-Marter paart in Februarij,
draagt 9 weken, werpt gewoonlijk in April, 3 , 4 ,
zeer zelden 5 jongen, welke kunnen tam gemaakt,
en met allerlei gewonen keuken-kost gevoederd worden.
Eigenfckappen. De Huis-Marter is vlu g, lis tig,
bloeddorRig, en vernielzuchtig van aard, fpringt
meer dan hij loopt, en beklimt, met de grootRe
vaardigheid, niet alleen regt opRaande Raken en boo-
rnen , maar ook muren en andere Reile gebouwen,
van
van welker uiterRe hoogten hij zich als de kat fcha-
deloos kan neêrRorten ; in geval van nood, o f ter
bekoming van prooi , zwemt hij ; voorts is hij in
eené groote mate electriek, zoodat h ij, ten tijde
van zwaar onweder, zich niet kan Rilhouden. Hij
ruikt , gelijk ook zijne drek, naar muskus, en
wordt gezegd des winters van ’s avonds 9 10 , eii
des nachts van 1— 4 uren op roof uit te gaan, en
voorts niet ouder dan 12 jaren te worden.
3. M. PuTORicus, Linn. Spec. 7. De Bont-
fem , Le Patois. The Pollecat,Feitfchct. D e r II-
t i s , S t a n k e r r a t z .
Buffon, Tom. V*I, PI. XX1ÏI. Schrebeu, Tab. CXXXI.
K'enteekcn. De pooten gefpleten ; het lijf geelachtig
zwart; de omtrek van den fnuit, benevens de
rand en punt der kleine ooren, wit. Offchoon,
van gelijke grootte als de Fluyn , is hij echter korter
van Raart; zeer lang of uitgerekt van lijf; kort
van ooren en pooten ; plat driehoekig als het ware
van ltbp , en fpits en zwart van neus of Riuit,
zeer onderfcheiden van kleur , zoodat de buik roestbruinachtig
geRreept i s ; de oogen g ro o t, uitpuilende
en donkerbruin; de tong lang en met achterwaarts
gekeerde verhevenheden bezet; aan de vingers
fcherpe , witte nagels, onder den Raart twee
kleine klieren, ter affeheiding van een zeer walgelijk
riekend vocht. Het mannetje en wijfje gelijken elkander
zeer veel; bij het laatRe evenwel, vindt men
meestal den mond en de ooren geheel wit en 4 bor-
flen ; lang ruim i| v o e t , hoog 5 duim , de Raart
6 duim.
Woonplaats. Ook hier te lande een der meest algemeen
verfpreide roofdieren, alwaar hij onder Reenhoo