
derzelverontelbare menigte, vele onzer fchoonfle weit
o f graslanden verwoest, waarvan men in verfcheidene
Breken van Rhijnland en elders, ja nog kortelings
in de zoogenaamde muizetr-jaren van 18 i 6 , 1818
en 1819 de fchadelijkBe ondervinding gehad heeft ,
doch welke gelegenheden wij ons ten nutte gemaakt
hebben, tot het doen van eenige niet onbelangrijke
waarnemingen, van welke (als hier niet behooren-
d e ) , wij misfchien elders trachten zullen eenig ver-
flag te geven , terwijl wij in zoo verre den grond
tot de verklaring van het aloude Hollandfche fpreuk-
je onzer landlieden
• Daar is geen muisje op het land.
Of bet laat er toch een* gouden tand.
hebben gevonden, in de herhaalde waarneming, dat
de gras- of weilanden door de meergemelde muizen*
fo o r t, offchoon bijna geheel omgewroet, echter
reeds in het eerst daarop volgende jaar, eenen bui*
tengewonen rijken grasoogst opleverden, en daardoor
de voorheen geledene fchade bijna volkomen
vergoed hebben.
Deze inlandfche muis behoort tot d ie , welke
fomwijlen in geheele ftreken,ook hier te lande, voor
den akker en de grasplanten hoogst nadeelig zijn,
en wij meenen dit onderzoek met te meerder nadruk
aan onze natuurkundige landgenooten te moeten aan*
bevelen, daar e r , in de lleeds nog voortdurende
onzekerheid omtrent de ware foort der zoogenaamde
trekmuizen , bij voorname dierkenners vermoeden,
ontdaan z ij, dat de akkermuizen mede tot die vernielende
benden behooren, en men een middel ter
harer beteugeling, en vermindering der door haar
veroorzaakte fchaden meent gevonden te hebben.
De
De Muf agrettis, o f zoogenaamde Jandmuïs, is
waarfchijnlijk van deze Hechts eene verftheidenheid,
gelijk ook de witte akkermuis {Mus arvenfis al•
bas) , die men, dffchoon zelden, evenwel nu en
dan bij ons aantreft.
X X V. DE EEKHOORN. (SCIURUS).
Geflackts- kentecken. Boven en onder 2 fnijtan»
den, van welke de bovenfte wigvormig, de onderfte
plat als zamengedrukt en puntig z ijn ; volkomene
fleutdbeenderen , lange baard - bordelharen , wederzijds
buitenwaarts gerigt; aan de voorpooten 4 vingers,
met een uit (teek fel, dat naar een’ duim' gelijkt*
aan de achterpooten 5 vingers.
1. SciURtrs vüLGARis, Linn. Spec. 1. De gewone
Eekhoorn. V Ecureuil, The Squirrel. D a s
g eme ine E i c h h o r n .
Buffon, Tom. V II , PI. XXXII. Schreier, Tab. CCXII.
Kenteekm. De kop dik r fpics uitloopende, de
bovenlip ver over de onderde heenhangende, beiden
bezet met kort bordelig wit haar; de toppen
der ooren met lange haartjes, als met een baard
bezet; de hals kort, de rug boogvormig, lijf en
Baart bruinrood, aan de keel en den buik allengs
pvergaande in eenen breeden witten band of ftreep»
Lang 8 , hoog 4 , de Baart 9 duimen.
Woonplaats. Hier en daar in Gelderland, in Drenthe
, Noord- en Zuid - Braband, alwaar zij zich in
het midden van hoog zwaar geboomte zeer kunBi-
g e , en met twee openingen voorziene nesten vervaardigen
, gelijkende meest naar die der ekfters,
kraaijen en raven, welke zij dikwerf innemen, en
naar hunne bijzondere behoeften inrigten.
I Voed»