
als licht aschgraauw vertoont; de pooten en vin»
gers, geelachtig bruin; lengte 15 & 16 , vlagt 2 7 duimen.
De ouden der beide fekfen in yrintcrvcdercn.
Het wijfje is Hechts een weinig kleiner dan het
mannetje.
De jongen van het jaar, de C. lacteolus, l i n n .
Spec. 1 3 , var. fi. C. maciila nigra utrinque pone
oculos. S a n d e r , Beitrage zur gefchichte der vogel,
in den Naturforfcher, XÜI Jl. /. 192.
De vogel in zijn zomervederen, is de C. troile,
l i n n . Spec. 2. De Guillemot van b u f f ü n , X , 181,
p k 903, naauwkeurig. E d w a r d s G/an. , T. 359 ,
fig. 1.
Woonplaats. Onder de Noordpool, trekt ’s winters
langs de kusten hier te lande, doch niet in
grooten getale , komt maar zeldzaam op onze binnenwateren.
Voedfel. Visch , krabben, garnalen en zeednfecten.
Voortteling. Nestelen in de kloven en gaten der
rotfen ; zij legt één ei. Broeitijd vier weken, broeit
niet hier te lande.
Eigenfchappen. Vliegen in talrijke fcholen , bewegen
hunne vleugels zeer fterk, duikelen fnel onder
water en zijn zeer dom.
3. C . S e p t e n t r io n a l is , Linn. Spec. 3. De
roodbalzige Duiker. Le Plongeon & gorge rouge*
The red throted Diver. D e r R o t h k e h l i g t e r
T a u c h e r.
B üffon , IX , 156, pl. 308. E dwards Nat. Hlst. of Bird$v
| I I , pl. 97, beide zeer naauwkeurig. T emminck, Manuet
I I , 916.
Kenteeken. De bek zwart; de iris donkergeel ;■
de
2 4 5
de kruin , het achterhoofd en de hals van achteren
w i t , met langwerpige zwarte vlekken; het voorhoofd
, de keel en de zijden van den hals blaauw-
achtig graauw; voor aan den hals eene fimge bruine
flreep, tot op de bom afdalende; de borst en het
onderlijf w it; de rug en het verdere bovenlijf donkerbruin
ongevlekt , bij de zeer oude; doch de 3 of
4* jarige hebben hier eenige verfpreide witachtige
vlekjes; de pooten aan de buitenzijden donkergroen,
aan de binnenzijde en het zwemvlies lichtgroen; lengte
21— 24 duimen , vlugt 3 voet 4 duimen. De ou•
den der beide gejlachtcn.
- De éénjarige is , volgens den Heer temminck, de
C. ftellatus, l i n n . Spec. ip .y L e Plongeon Cat-ma-
rin van b u f f ®n , T . IX , p. 1 5 0 , le petit Plongeon.
b u f f o n , IX , 148, pl. 992, naauwkeurig.
De jongen boven liet jaar zijn de C. ftriatus,
l i n n . Spec. 1 6 .
Woonplaats. Onder de Noordpool; komt hier té
lande in den herfst in menigte, maar inzonderheid
des winters op onze kusten; ook zijn de jongen
zeer gemeen op de binnenlandfche meren.
Vjedfel. V is ch , inzonderheid fchelvischjes, gar«
nalen, kikvorfchen , infecten en zeeplanten.
Voortteling. Nestelt in de gaten der rotfen^nabij
het water; zij legt o geelgraauwe zwart gevlekte
eijeren, van grootte als die der hoenderen.
Eigenfchappen. Naar gelang van zijne korte vleugelen,
vliegt hij fraai en hoog, zwemt fnel en is
Icherp van gezigt.
4. C. A r c t i c u s , Linn. Spec. 4. De Lomme*
L ö Lumrne ou petit Plongeon de la mer du Nord.
Q a th ê