
The black troatcd Diver. D e r P o l a r t a u c h e r ,
S c h w a r z k è h l i g t e r T a u c h e r .
Buffon, IX , 153. E dwards Nat. Hist. of Birds, III,
146, naa.uÉkeurig. T emminck, Manuel I I , 913.
Kcnteeken. De bek zwartachtig ; de iris bruin; de
kop, nek en hals van achteren donker aschgraauw,
aan het voorhoofd en den wortel van den bek zwartachtig,
van de keel tot op de borst loopt langs den hals
een donker violette band, die zich van onderen verbreedt;
de zijden van den hals wit met zwart gevlekt
; de borst en buik wi t ; het bovenlijf zwart;
de fchoudervederen met 12 of 13 dwarfe ftrepen; de
de dekvederen der vleugelen zwart met witte vlekjes
; de pooten buitenwaarts bruin, binnenwaarts,
gelijk ook de zwemvliezen, witachtig; lengte 2 voet
a duimen,, vlugt 3^ voeten. De ouden.
De jongen van het ja a r . Buffon geeft een goede
afbeelding van de jonge Plongeon Lumme, IX ,
pl- 914, maar de daarbij gevoegde befchrijving is
die van de Plongeon imbrim.
De jongen van één ja a r , zijn bij naumann, VögB
Nachtr. , T. 31 , fig. 6 1 ; en
De jongen van twee ja r en , bij frisch T. 185,
A . naauwkeurig afgebeeld.
Woonplaats. Onder de Noordpool. Is hier te
lande als trekvogel in den herfst en des winters
zeer gemeen.
Voedfel. Visch: kikvorfchen, infecten en waterplanten.
Voortteling. In het noorden, aan de waterkanten
en in het riet, zij legt 2 bruine eijeren. Broeitijd
4 weken; broeit, zooveel wij weten, niet hier
te lande. "
Eigen•
Eigcnfchappcn. Traag van vlugt, ook vliegt hij
maar zeldzaam , kan duikende lang onder water blijven
: in den paartijd houden de beide fekfen zich
te zamen.
5. C. Cristatus , Linn. Spec. 7. De Fuut ,
de Pronkvogel, de bonte Visfcher, de Aarsvoet.
Le Grebe cornu. The crested Grêbe. Ge h a u b -
ter S t e i s s f u , s s .
Nozeman, I I , 169. Buffon, IX , 134» pl' 4°°* F risch,
T. 183. T emminck, Manuel I I , 717. Podieeps Cristatus
LATHAM.
Kenteeken. De bek vaal rood; de bovenkaak
bruin, de punt wi t ; van deszelfs hoek tot het oog
is eene kale roode vlek; de iris rood; de kop gekuifd;
van de wangen en de keel hangen lange vederen
om den hals in de gedaante van een kraag,
welke alle glanzig zwart en met geel en ros ge-
febakeerd zijn; de omtrek der oogen wi t ; borst en
buik zilverwit; het geheele bovenlijf bruin en zwart
gemengd; de flagpennen van den tweeden rang wit;
de pooten aan de buitenzijde zwartachtig aan de
binnenzijde geelachtig wit; lengte 18— 19, vlugt
ad duimen. De ouden der beiderlei geflachten na
het derde ruijen.
De vogel van twee jaren en na de r u i , de jon*
gen tot aan de twee jaren en de jongen voor den
rui kent men door de volgende aanwijzingen. C.
urinator, linn. Spec. 9. — Colymbus et Colymbus
cristatus briss. Ornith. V , 6 , p. 3 4 •> ^ • 1
2 , pl. 3 , fig. 1 , et pl. 4 * — Te Grêbe huppê ei
le Grêbe , buffo^ IX , 13a, pl. 9 4 4 h I27 »
pl. 941. — Grêbe commun. G erardin , la bl. element
d'Ornith. , I I , p. 292. — Grêbe huppê, idem
Q 3 SP7>