
buffon, I. 2oi. pl. 470. De Faucon noir et pets*
sager van buffon is een vogel van twee jaren.
Woonplaats, In de bergachtige (treken van Europa
, en ook hier te lande vrij gemeen.
Voed fel. Berkhoenderen * patrijzen , ganzen, een-
den, duiven en andere dergelijke groote vogelen.
Voortteling. Nestelt gewoonlijk op rotfen, zeldzaam
in boomen. Zij legt 3—-4 rosashtig gecle
bruin gevlakte eijeren die zij in 18— 21 dagen uit-
broeijen. Waarfchijnlijk broeijen zij bij enkelde paren
hier te lande.
Eigenfchappen. Van aard vlu g , leerzaam, vliegen
hoog en fraai; in het voorjaar Hijgen man en wijf
dagelijks op den middag tot eene hoogte voor ’ t
oog naauwelijks zigtbaar en zweven alzoo in eenen
hal ven cirkel al fpelende met elkander.
16. F . Mfalon, Linn. Spec. 118. De Smirrel. Le
Roe hier. The Stone Falcon. D e rM e r l i n . Zw e r g -
f a l k e .
B uffon I , 227, pl. 447. T emMin ck , Manuel I , 27.
De Heer témminck houdt de F. Lithofaïcö,
Linn. Spec. 105. voor den ouden man Van deze foort.
Het bovenlijf en de Haart aschgraiuw, elke veder
in het midden met langwerpige zWarte vlakken; op
den Haart 5 onregelmatige Zwarte banden, eene
veel breedere naar het einde, hetwelk hl wit uitloopt;
de keel wit; het onderlijf rosachtig geel met
langwerpige vlakjes als tranen; de bek blaauwach-
t ig ; het wa s , de omtrek der oogen en de poóten
geel; de iris bruin; de flagpennen van binnen wit
geflreept; de iHe llagpen veel korter, dat is even
zoo lang als de 4de. Lengte 11 , vlugc 24 duimen.
Ver-
Verfchilt naar den ouderdom, dat het bovenlijf
min of nietr rosachtig gemengeld is; de vlakken op
het midden der vleugelen minder duidelijk zijn ; het
onderlijf licht rosachtig met donkerder vlakken; het
was groen ; en de omtrek van het oog blaauwach-
tig of loodkleurig is. Volgens gemelden Heer is dit
de F. ostjalon, linn. Spec. 118. L'EmerWon van
buffon , I . 228 , pl. 468 , de jonge man.
Woonplaats. Zeldzaam hier te lande, bij zijn dóórtrekken.
In de bosfehen en op de rotfen.
Voedfel. Leeuwerikken en ander klein gevogelte.
Voortteling. Broeit niet hier te lande, Zij legt
5— 6 witachtige kastanjebruin gemarmerde eijeren.
Eigenfchappen. Zeer leerzaam; in zijne manieren
en het aanvallen op de vogelen , heeft hij veel
met den Sperwer gemeen; vliegt langs den grond'als
een p ijl, en niet zoo zwevende als andere roofvogels.
XLIII. DE U I L , (STR IX .)
Geflachtskenteeken. De bek haakvormig; geen
was (bij de rneesten) ; de neusgaten met Hijve op-
flaande borstelachtige vederen bedekt; de kop dik;
ooren en oogen groot; de tong in tweeën gefpleten.
1. S. Ot i s , Spec. 4. De Ransuil, Hoornpil,
Ooruil. Le mogen JDuc, ou Hibou. The longeared
Owl. D ie mi t t l e r e Oh r e u l e , das r ot h e
Ka u t z l e i n .
Nozkman, Tom. I V , pag. 303. Buffon, I , 272, pl. 29.
F risch, Tab. 99. V aillant , Oisaaux d' Afrique, I , 162.
T emmiNc k , Manuel I , 102.
Kcntccken. De bek zwart; de iris glanzig rood-
achtig geel; de horens bdtaan uit io zwarte vede-
M xen?