
flaartpennen aschgraauw; lengte 1 4 , vlugt 22 dui*
men. Het mannetje.
■ Woonplaats. Komt hier te lande tweemaal ’ sjaars
als Trekvogel, vooral in het zuidelijk gedeelte van
de Provincie van Holland en in het Noordelijke in
de Preken van den Wieringtrwaard, de Z ijp e , Alk"
maar in zeer groote menigte.
Voedjel. Visch, infecten , Hakken , wonnen waterplanten
en dergelijke.
Voortteling. Hier te lande, zij maken hun nest
in het riet, in de biezen o f op eenige hoogte in
het water, legt 11---- 12 rosachtige witte eijeren;
broeitijd omtrent 4 weken.
Eigenfchappen. Niet fchuw, dan in den paartijd
, fnel van vlugt, bij het opvliegen fchreeuwen
z i j , duiken zeer goed.
18. A. B o s c h a s , Linn. Spec. 40. De gewone
E en d , wilde Eend, Spiegel - Eend , Ring-Eend,
Stoer-Eend, gekraagde Eend. Le Canard Jauvage.
The wild Huck. D ie g eme ine Ent'e.
Nozeman, III , 215. Buffon, X , 1 . pl. 776, 777, aj. et
F. F risch, T. 158 en 159. T emmincic, Manuel 11,835.
Kenteeken. De bek geelachtig groen; de iris bruin;
kop en hals donkergroen ; beneden aan den hals een
witte kraag, die niet tot achter toereikt; de borst
-donkerbruin; het boven- en onderlijf graauw met
zwart fijn gegolfd, de fpiegel groenblaauw, voor
en achter met een’ witten band ; de Paart aschgraauw,
de vier middelPe Paartpennen zwart cir-
kelswijze naar boven omgekruld; dd pooten oranje;
lengte 1 voet io duimen, vlugt, 3 voeten. Het
mannetje%
Ver-
Verfchilt fomtijds toevallig daarin, dat de voor-
naamPe kleuren , Hechts flaauwelijk zich verwonen
op eenen rosgraauwen grond, en bek en pootert
bruin o f zwartachtig zijn.
Wooriplaats. Komen hier te lande in Augustus en
September als Trekvogel, houdende zich aan de rivieren
en binnenwateren.
Voedfcl. Visch, en derzelver kuit, Pakken, wa-
terinfecten, ook muizen, kikvorfehen , hagedisfen en
waterplanten.
Voortteling. Waarfchijnlijk broeijen eenige overgeblevenen
wel hier te lande, in het riet, op de
weilanden o f op de boomPruiken; zij legt 10-—16
feleeke blaauwachdg groene eijeren, die zij bij ver-
poozing met het mannetje in 3 weken uitbroeit.
Eigtnfchappen. Zeer fchuw; vreesachtig; fnel
van vlugt, vliegende maken zij een piepend geluid,
door de fnelle beweging der vleugelen , doch
niet door de keel veroorzaakt. Zij leven paarswijze.
Deze foort is het Pamras van het meeste deel van
onze huiseenden.
19. A . F u l ig u l a , Linn. Spec. 45. Het Toppertje,
de Kamduiker, het Rouwbandje. Le Mo-
rillon, le petit Morillon. The Tufted Duck. D i e
Eu r o p aHf c h e H a u b e n - e n t e , R e i h e r - e n t e.
Nozeman, I I I , 377. Buffon, X , 85 en 88, pl. 1001, de
oude man, zeer naauwkeurig. F rjsch, T. 17 1 . het oude
wijfje. T emminck, Manuel I I , 873.
Kenteeken. De bek breed, lichtblaauw; de nagel
zwart; de iris geel; op den kop een kuif die achter
afhangt, en even als de kop, hals en borst zwartachtig,
is met een’ violetten en groenachtigen weêr«
fchijn; het bovenlijf, de vleugelen en Puit donkerbruin