
ften is het beter 6 dan 3 of 4 jarigen te nemen. Zij
zijn 10 jaren bruikbaar: de merrie behoort 5 jaren
oud te wezen.
Eigcnfchappm. Het paard heeft eene kleine maag,
geen galblaas; braakt niet wegens het maakfel van
de ffokpijp, en herkaauwt niet; de hengst heeft
geen borden; van 474 voeder-planten eet het paard,
paar linnabüs waarnemingen, er latende de
andere onaangeroerd liggen; voor hetzelve ziin de
volgende g ift, als de Agrimonia cmpetoria, Vale*
fiana epcinalis, Myofotts ficorpi ordes, Galium ve-
rum , Ranunculus pratenfis, Equifetim palustre-,
inzonderheid de bladeren van den jDzA'&j-bootn , en
de meeste foorten der Euphorbia 1 daarentegen wordt
het overigens zoo hevig giftige Aconitum fc ba doloos
door het paard gegeten; deszelfs vleesch is zeer
eetbaar; door honger en flapeloosheid worden de
©ntembaarfle paarden zeker en fpoedig mak en gedwee
gemaakt,
3, E . A sinus domesticus, Itinn. Spec. 2.
De tamme Ezel. E'Ane. The Asfi. D e r E f e L
Ruffon, Tom. IV; PI. XI. SCHREBER, Tcfk. CC.CXII,
Kenteeken. Oftchoon door invloed van luehtflreek,
Hechtheid van voedfel en verwaarloozing in oppas*
ling en verzorging , en alhoewel van rijzige geflalte,
niteriijke fchoonheid van leest en vele andere voora
t e n verdoken, en geheel ten onregte veracht,
gelijkt echter de tamme ezel, zeer waarfchijnlijk een
aframmeling van den Oosterfchen wilden ezel, (Afi-
mts fcrus of onager, EinnPg wat het algemeen uitwendig
voorkomen betreft, veel naar het paard;
doch aanmerkelijk kleiner dan hetzelve, is zijn kqp
g?wï j dik en plomp, de ooren breed en flap, de
Qogen
oogen graauw bruin, wijd van elkanderen flaande
en neêrgeflagen; de neus en lippen dik, breed neêr-
hangende ; de hals breed , lang, nederwaarts uitgerekt
, en met hard (lijf haar, in plaats van manen
bezet; de borst fmal; de rug fcherp ingebogen ; de
buik lang en d ik , hoog van achterlijf, plat van
kruis; digt bij elkander flaande pooten, met ongefple-
tene, puntige, graauwe hoeven; het lijf met flijf
©enigermate gekroesd vaal-graauw haar bezet ; aan
de zijden witachtig graauw. Op de fchouders (doch
alleenlijk bij den hengst) vormt de ruggeftreep en
die der dwars over de fchouderbladen heenloopende
een zwart kruis; de ftaart aan het eind borstelharig.
Woonplaats. Offchoon niet in alle, echter in ver-
fcheidene provinciën van Nederland.
Voedfel. Zoo •gemakkeüjk de gewone tamme ezel
is in onderhoud, als gretig etende alle gras- en
voedergewasfen , hetzij groen of gedroogd, zelfs
de geringde, en die door ander vee niet worden
aangeroerd, gelijk distelen, doornachtige flruiken en
verdorde kruiden, zoo kiesch is hij in het gebruik
van drank, daar hij geen ander, dan zuiver en helder
water tot zich neemt.
Voortteling. De gemeene o f tamme- Ezel paart
gewoonlijk in M ei, Junij en Julij, draagt meestal
290 dagen, fomtijds langer; werpt zelden meer dan
één veulen, hetwelk gedurende 5— 6 maanden
zo o gt, en reeds, indien het van het vrouwelijk gedacht
i s , in het tweede jaar bekwaam is ter voortteling
, waartoe de ezelhengst niet voor het vijfde,
en niet na het tiende jaar geichikt geacht wordt; de
ezelinnen kunnen foms 24— «26 jaren bereiken; de
ezelhengst leeft korter. »
Eigenjchappeii. Stil, gedwee en lijdzaam van
K 5 aard 5