
cn de (Hart alle donkerbruin , graauwachtig gefcha*
duwd; keel en borst wi t ; de buik ros ; de pooten
hoornkleur; lengte 7 , vlugt 11 duimen.
Woonplaats. Aan wateren dié^zandige en harde
gronden hebben, des winters aan de flooten van
helder water aan het duin ; zijne komst fchijnt toevallig
te zijn.
Voedftl. Water- infecten , waternimfen en derzel-
ver maskers, fomtijds ook de kuit van de zalmforellen.
Voortteling. Nestelt op den grond , in de nabijheid
van eenig water; zy legt 4— 6 witachtig ros
gevlekte eijeren, die zij in 16 dagen, waarfchijnlijk
ook hier te lande, uitbroeit.
Eigenfchappen. Snel van vlugt , offchoon geen
zwempooten hebbende , duikt hij zeer diep onder
water, zelfs tot op den bodem der beken, van waar
hij de aldaar zich bevindende infecten weghaalt.
C V 1I. DE L IJ S T E R , (TURDUS.y
Gcflachts- kenteeken. De bek rondachtig, mesvormig;
aan de bovenkaak eene neêrwaarts omge-
bogen en uitgerande punt; de neusgaten kaal, van
boven met een vliesje ten halve gedekt; de keel met
ftijve haartjes bezet; de tong als gefcheurd uitgerand.
1. T . v is c ivoR u s , Linn. Spec. 1. De groote
Lijster. L a Draine. The Misfel Thrush. D ie
Mr s t e l d r o s f e l .
Buffon, I V , 27 , p l. 489. F risch, T. 25. T emshnck,
Manuel 1 , 161.
Kenteeken. De bek aan den wortel geelachtig *
naar
aSar het midden hoornachtig , aan de punt zwart 5
de iris donkerbruin ; tusfehen den bek en de oogen
witachtig grijs; de kop , de hals van achter en het
bovenlijf bruingraauw; de hals van voren en langs
de zijden w i t , eenigermate rosachtig geel, en roet
bruine pljivormige vlekken geteekend ; de dekvederen
der vleugelen wit gezoomd en getipt; de Haart
donkergraauw; de drie buitenfte llaartpennen aan, de
punten lichtgrijs ; de pooten graauwachtig lichtgeel 5
lengte 1 1 , vlagt 17 duimen.
Woonplaats. Is zeer zeldzaam en komt flechts bij
enkele voor.
. Vöèdfel. Allerlei foortén van besfen, inzonderheid
jeneverbesfen, ook infecten en wormen.
Voortteling. Nestelen in de toppen van hooge
boomen; zij legt 3-^5 lichtgroene roodachtig gevlekte
eijeren, die in 15 dagen uitkomen. Broeit
niet hier te lande.
■ Eigenfchappen. Goedaardig ; haar vlugt is onge»
lijk, fchuins en flingerend, leven bij paren, en ook
enkel, zitten gaarne op doode takken in de top->
pen der boomen. Zij is de grootrte vogel in dit
gedacht, en ook van de zangvogelen.
2. T . Pilaris , Li?m. Spec. 2. De groote
graainVe Veldlijster, de Kramsvogel» Ld Tourdelle.
The Fieldfare. D i e W a c h h o l d e r Dr o s f e 1.
Nozeman, I I I , 235, Buffon, IV j 32$ pl, 490. F risgh,
T. 26. T émminck , Manuel I , 163.
Kenteekeh, Dë bek zwartachtig, de ruimte tusfehen
denzelven en het oog zwart ; boven de
oogen loopt eene witte ftreep; de iris parelkleur;
kop, nek, hals en onderrug olijfkleurig
bruin; de bovenrug en de dekvederen der vleugelen
Y kas