
buik loopt in de lengte eene zwarte ftree-p; de borst *
de zijden van den buik en het achterlijf geel; de
ftaart blaauwachtig, aan het einde vierkant; lengte
4 4 , vlugt duimen.
.Woonplaats. In de bosfchen en hruiken, inzonderheid
in eiken- en beukenboomen , des winters ook
-op het vlakke land, menigvuldig in de Nederland-
fche gewesten.
Vocdfel, Infecten en wormpjes, vlier- en lijster-.
besfen, ook pikken zij aan de pruimen, appelen en
peren,
Voortteling. Nestelen in holle boomen, inzon*
derheid in eiken en beuken; zij legt 8— io roodachtig
witte, rood en brningevlekte en gehippelde
eijeren; broeijen reeds in April.
Eigenschappen* Boosaardig, twistzuchtig en nieuwsgierig,
kort, maar fnel van vlugt, en huppelt in
eene fchuinfche rigting.
4* P, A t e r , Linn. Spec. 7. De Zwartkop.
L a grosfe Mcfange, ou Charbonniere. The greep.
Titmoufe. D i e T a n n e n m e i i e .
Nozeman, I , op de titelplaat-, Buffon, V I , 257. PRispft*
T . 13, ƒ. s. b. T emminck, Manu el I , 288.
Kenteeken. De bek zw ar t; de iris donkerbruin \
de kop , de keel, de nek en de- hals van voren
zw a r t, aan de zijden een breede wiue band en
eene witte vlek op den nek de rug en de dekvederen
der vleugelen aschgraauw, de gronte met witte
tippen, welke twee witte hrepen over de vleugelen
maaken; de borst, de zijden en het achterlijf
grijs; de buik; wit, de haart bruinadujg
4 graauvy,
NEDERLANDSCHE DIEREN. 3 9 3
graauw, eenigzins gevorkt, de pooten loodkleurig;
lengte 4 , vlugt 7 duimen.
Woonplaats. In de bosfchen, inzonderheid die
van dennen en pijnboomen; in den herfst hrijken
zij in de vlakte.
Voedfel. Boomwantfen ('cimices.) en andere infecten,
die zij tusfehen de reten der boomfehors
zoeken, ook het zaad van dennen en vuchten en
klaverzaad.
Voortteling, Nestelen doorgaans op den den
grond, of in een muizen- of mollcngat en ook in
boomhruiken; zij legt 6— 8 witte bruinachtig gevlekte
eijeren; broeijen hier te lande.
Eigenfchappen. Lustig en in gehadige beweging ,
twistzuchtig en moedwillig.
5, P. Palustris, Linn. Spec. 8. De Rietmees,
Moerasmees, La Nonnette cendr6e. TheblackCap*
P i e S u mp f m e ife .
Nozeman, T , I , 47. Buffon, V I , 259, pl. 3 , ƒ . 3*
F risch, T . 13, ƒ. 2 , b. T emminck, Manuel I , 291,
Kenteeken. De bek zwart; de iris kastanjebruin;
de kop van boven en ter zijde tot op de oogen ,
pn de nek tot op de fchouderen zwart; de keel
zwartachtig; het lijf van boven bruinachtig graauw;
de vleugelen bruin, lichtgraauw gezoomd; de borst,
de buik en het achterlijf w i t , met grijsbruin fiaau-
vvelijk gëfchaduwd; de haart donkergraauw; de bui-
tenbaard der pennen roodachtig wit gezoomd; lengte
4%, vlugt 7 duimen.
Woonplaats. In hruiken in het hakhout en in
de tuinen, nabij haande wateren en moerasfen; hier
te lande menigvuldig.
I B b $ Voed.