
banden in de lengte daar over heen loopende ; van
voren is de hals veelkleurig wit met langwerpige
purper en zwarte vlekken geteekend; het onderde
gedeelte van den hals is gedekt met lange los afhangende
vederen , purper, zwart en wit gemengeld;
de borst en zijden glanzig purper; her onderlijf ros,
het bovenlijf, de vleugelen en de (hart rosachtig
aschgraauw groenglanzig ’, de pooten bruinachtig?
lengte 2%, vlugt 4I voeten. De zeer oude man
en wijf*
Volgens den Heer temminck, zijn de jongen van
voor de 3 jaren de A . purpurata, linn. .Spec. 63.
Le Heron pourpré van buffon , boven aangehaald.
Woonplaats. Aan de Zwarte- en Kasp'fche Zeeën,
van waar hij hier te lande komt , en in minder ge*
tal dan de blaauwe reiger gevonden wordt; hij onthoudt
zich in het riet aan de oevers der meren o f
in druikcn en moerasüge (treken.
Voedfel. Visch , kikvorfchen , hagedisfen, muizen
en dergel.
Voortteling. Zoo veel men weet broeit deze vogel
niet hier te lande; zij legt 2 groenachtig graau-
we e ij eren.
Eigenfchappen. Onbekend.
5. A. C inerea, linn. Spec. 12 , b. De blaauwe
of aschgraauwe Reiger. Le Hero?i huppó, le
Heron commun. The Common Heron. D e r A s c h-
g r a u e r d er g eme i n e Re i her.
Nozeman, 111, 289, een jonge vogel. Büffon^ V l l l , 187,
pl. 755. F risch, T. 199. T emminck, Manuel I I, 567.
Kenteeken. De bek donkergeel; de iris geel; de
jiaakte huid om de oogen blaauwachtig purper; de
kop
* 7 3
kop van boven wi t , van achteren met zwarte af hangende
fmalle vederen, dergelijke glinfterend wit aan
liet onderde gedeelte van den hals; het voorhoofd
en de hais wit; het achterhoofd, de zijden van de
borst en van het lijf zwart; op den hals van voren
met langwerpige zwarte vlekken; de rug en
vleugelen blaauwachtig grijs; het midden van den
buik, do rand der vleugelen en de dijen wi t ; de
pooten bruin ; lengte ruim 3 , vlugt 5 voeten. Man
en wijf na hun derde jaar.
De jongen tot aan hun derde jaar z ijn , volgens
den Heer temminck , de ^.rdea cinerea, linn,
Spec. 12 , b. Le Heron van Buffon , V III,
1S 7 , pl. 787. De blaauwe Reiger van nozeman,
1. c. Eene witte verfcheidenheid, zie bij frisch,
T. 204.
. Woonplaats. Hier te lande zeer gemeen, in hoo-
ge eiken , in de nabijheid van rivieren en wateren ,
in de weiden en moerasfige plaatfen.
Voedfel. Visch , inzonderheid het jonge broed ,
kikvorfchen, hagedisfen, (lakken en dergel.
, Voortteling. Hier te lande, nestelen in hooger
en lager, maar inzonderheid in eiken en dennen
boomen; zij legt 3 zeegroene graauw gedipte eije-
ren; broeitijd 3 weken.
Eigenfchappen. Vliegt langzaam , maar zeer hoog
en lig t , met ingetrokken achterwaarts gebogen hals,
de pooten achteruit gedrekt; zijn zeer fchuw, maken
in de lucht een kwakend onaangenaam geluid.
6. A . Stellaris , Linn. Spec. 21. De roode
Roerdomp, de Butoor. Le Butor. The Bittern.
D i e Ro.hr dom m e i.
S No