
den kop en den nek, die eenigermate gedachtig
z ijn ; de pooten zwart; het lijf heeft elf ribben ;
lengte 4^, vlugt <&§' voeten»
Woonplaats. Komt als Trekvogel winters op
haren togt naar zuidelijker (treken aan de Holland-
fche ftranden en binnenwateren, bij v. b. aan de
Zuider Z e e , bij Harderwijk dikwijls in groote menigte.
Voedfel. Water-infecten en planten , fchulpdieren
en dergel*
Voortteling» Niet hier te lande, maar nestelt op
den grond in het gras , in de nabijheid van eenig
water; zij legt 4±-*-7 vaal groenachtige eijeren;
broeitijd twee maanden»
Eigenfchappen. Goedaardig, loopen fnel, zwemmen
met regt opftaanden hals; eene merkwaardige
bijzonderheid heeft dit dier in zijne luchtpijp , welke
eerst regt in de borstholte nederdaalt, en vaii
daar weder opklimt, makende vervolgens eene tweede
wending of kromte om in de long ingeplant te
Worden; vliegende, maken zij een helder aangenaam
geluid; doch omtrent hun zingen kunnen wij niets
met zekerheid bepalen.
2. A. T adorna , Linn. Spec. 4. De Brand-
gans, de Berg-eend. Le Tadörne. ïh e Scheldretke*
D ie Br and Ent e .
Nozeüan, Tom. I I , p d g . 191, M. e t F. BuEfon X , ë j ,
p l . 53. M. F risch, T . 166 . M. T emmi'Jick , Manu cl I I ,
833.
Kentecken. De bek bloedrood ; de neusgaten zwart;
kop en bovenhals donkergroen, met een violetten
glans; de onderhals, ru g , zijden en de lluit w iy
üwaïs over de borst, het midden van den buik en
fchou*
jbhouderen loopt een oranjekleurige band ; over de
lengte van den buik gaat eene graauwzwartë llreep;
de flagpennen en de tippen der llaartpennen zwart;
de Fpiegel op de vleugelen groén én ros; de pooten
vleeschkleurig; lengte 22 duimen, vlugt 3^ voet.
Woonplaats. Hier te lande; aan de zeekusten
zeer menigvuldig.
Voedfel. Mosfeien en andere tweefchalige dieren,
kleine visfchen, kuit van visch, zeeplanten en der*
gelijke.
Voortteling. Öp de zeeduinett van otiS land,
maakt een eigen nest, of gebruikt daartoe het verlaten
hoi van een konijn, teelt ook in den gevangen
ftaat voort; zij legt io — 1 2 witte eijeren; broeitijd
30 dagen.
Eigenfchappeti. Hun dons is 200 zacht als dat
van den Eidergans.
3. A . FusCa , Linn. Spec. 6. De bruine Zegeend.
La doublé Macreufe. The Velvet Duk. D ie
S amme t - e n t e .
N ozeman , Tom. I V , p a g . 331. F . , niét zéér naaüwkeurSg.
B üffon, X , , pl. 95 6. M ., oud. F risch, T. 163. M»
oud. T emminck, Mantiel I I , 854.
Kehtceken. De bek roodachtig geel; de buiten-
tand der kaken en de neusgaten zwart; de iris rood,
de kop, hals, lijf en vleugelen fluweel zw ar t; onder
de oogen een half Cirkelvormig wit vlekje; op
de vleugelen een wittre fpiegel; de pooten en vingers
rood; het zwemvlies 2wart; lengte 21 duimen.
Woonplaats. Komt hier te lande aap de zeekusten
op gezette tijden.
Voedfel. Tweefchalige fchulpen.
Voortteling. Niet hier te laude.
O Eigen*