
Nózeman, IV , 337, een oude man, naauwkeurig. Idem
IV , 3x1, een oud wijfje en éénjarige man, Buffon , X ,
81, pl. 802, een mannetje, naauwkeurig. F r i s c h , T. 181,
182, M. et F. T kmminck, Manuel I I , 870,
Kenteeken. De bek zwart, breed ; de iris geel;
de kop en een gedeelte van den bovenhals donker
purperachtig groen; aan de hoeken van den bek
eene witte vlek; de onderhals, de borst, buik, de
zijden, de groote dekvederen der vleugelen wi t ; een
gedeelte der fchouderen , de rug en de fluit zwart;
de flaart donker aschgraauw; de pooten geelachtig
oranje; de zwemvliezen donkergraauw; lengte 19
duimen, vlugt 2 voeten 4 duimen. De oude man.
Woonplaats. Komt als trekvogel in het voorjaar
hier te lande, aap de flranden en binnenwateren,
inzonderheid van Z u id ■ en Noord-Holland.
Voedfel. Visgh, fchulpdieren, ook muizen en
kikvorfchen.
Voortteling, Nestelen bier te lande aan de waterkanten
, doch begeven zich om te broeijen meestal
paar de eilanden aan de Noordzee; zij legt 10— 14
witte eijeren,
Eigenfc happen. Zeer fchuw , vliegen in groote
fcholen , en maken een helpiepend geluid. Zij ko.
men zelden op het land, duikelen zeer goed en blij*
ven lang onder water,
1?. A . Penelope , Llnn. Spec. 27. De Smient,
de piuit-eend, de halve Eendvogel. Le Canard
jiffieur, The Wigeon, Whever, D ie P f e i f - e n t e,
Vj' ' *1
Nozeman I I I , u i , M ct F, Iderp IV , 349, de eenjarige,
waaïlchjjnlijk liet mannetje. Buffon, X , 40, pl. 825,
l i e t mannetje, F r i s c h , T. 164, een oud mannetje, en T,
1 6 9 ? een jon g e man, Matmti J i , 840.
Ken.
ai 7
Kenteeken. De bek vaal zwart; de iris bruin; het
voorhoofd geelachtig wit ; de kop, hals en borst
roodbruin ; de keel zwart; de rug en zijden grijs
met zwart zaagswijze getand; de dekvederen der
vleugelen en het onderlijf wit, de vleugeifpiegel in
het midden groen en aan beide zijden zwart; de flaart
donker aschgraauw, zeer fpits; de dekvederen en
pooten zwart; lengte 19 duimen, vlugt 2 voeten 2.
duimen.
Woonplaats. Hier te lande komt zij als trekvogel
tweemaal JsN jaars, ’s winters vindt men dezelve
in groot aantal.
Voedfel. Inzonderheid waterplanten en water-in-
fecten.
Voortteling. IJier te lande broeijen zij in klein geta
l, zij legt 6— 9 vaal groene,aschgraauwe eijeren.
Eigenfchappen. Schuw, doch komt ligt in het n e t;'
zwemmend en vliegend maakt zij een aangenaam hel-
geluid.
13. A . A c u t a , Linn. Spec. 28. De Pijlflaart.
eend. L e F ile t , Canard h longuequeve. The Pin•
taili D e r P f e i l f c h wa n z .
Nozeman, I I , 177. Buffon, X , 62, pl. 954, M. F risch,
T . 160, bet mannetje oud, en T. 168, het wijfje. T em-
Minck, Manuel I I , 838.
Kenteeken. De bek leikleurig; de iris bruin ; de
kop en de hals tot op de helft bruin, met groen en
violet gefchakeerd ; aan den nek eene zwarte flreep
met twee witte omzoomd; de onderhals en het onderlijf
wit; rug en zijden aschgraauw met zwarte
zigzags; de vleugeifpiegel vioietgroen , glanzende,
van voren, met een’ geele roestkleurigen , van ach-
O 5 ter,