
69. T. 17 en 18. L a u r e n t , Amph. pag. a8. N®.
3 0 , (Bij MERREM , Op Cit. pag. 183. BuTO ,
Fuscus').
4 - R. T emporaria. Linn. Spec. 14. De bruine
Land kikvorsch. La Jiousse. The common Frog%
D e r b r a u n e L a n d f r o s c h .
R oesel. p. 1. tab. 1. La cepede I. 212. (Herrem, Opm
Cit. p. 175. Ra na temporaria.')
Kenteeken. De rug platachtig, eenïgermate hoekig
, bij de beide fekfen graauwachtig met donkerbruine
vlekken; bij het mannetje is het lijf van onderen
graauwachtig w i t ; bij bet wijfje is h e t, gelijk
ook de vier pooten, geel en roodachtigbruia
als gemarmerd; de pooten zijn bij het mannetje ook
dikker, en bovendien de duimen der voorpoot en in
den paartijd met eenen zwarten knobbel voorzien ,
om zich bij de omarming des te vaster aan het wijfje
te klemmen. De tong is met het achtereinde vooraan
in de onderkaak vastgehecht, en ligt met het
vooreinde naar achter in den mond, zoodat deze
in eene ongekeerde rigting verre buiten den mond '
kan worden uitgeflrekt, en zich zoowel in de breed-
te als lengte kan uitbreiden en inkrimpen; van voren
is zij in twee korte puntjes verdeelt, met welken
het aas omvat wordt.
Woonplaats. Gedurende de zomermaanden houden
zij zich op in het weiland en in de tuinen, in den
paartijd en in den herfst in moerasfen en in het
water, gedurende den winter zijn zij in een Haat
van verftijving, welke zij in het water ondergaan en
uit welken zij in het voorjaar ontwaken,
Voedfel. Inlecten, doch eten geen andere dan die
door beweging blijken van leven vertoonen.
Vlort’
Voortteling. De paartijd valt in Maart of April,
naarmate der warmte van het faizoen; de paring
gefchiedt in het water; zij legt veeltijds n c o eije-
ren; zij blijven menigmaal gedurende vier dagen gepaard.
Eigenfchappen. Maken alleen op zekere tijden
een knorrend geluid, inzonderheid doen zij dit in
den paartijd, o f wanneer zij ontrust worden; door
hunne Berk uitpuilend^ oogen kunnen zij voor- en
achterwaarts zien; zijn taai van leven, zoodat zij
nog wegfpringen, wanneer men hun het hart uit het
lijf genomen heeft.
5. R . E s c u l e n t a . Linn. Spec. 15. De groene
Water - Kikvorsch. L a Gremuille commune. Edible
Frog. D e r g r ü n e W a s f e r f r o s c h .
Roesel 53. T . 13 en 14. L a cepede I. 202. pl. 37. (Bjf
merrem, Op, Cit, p. 176. Ram esculcnta.
Kenteeken. De bek fpits; de oogen groot en uitpuilende;
de tweebultige rug groen, zwart gevlekt,
en wrattig, over de lengte van denzelven loopen drie
gele flxepen , de mi 1de!{ie gegroefd , begint voor
aan de bovenkaak en de twee zijdelingfche als wrongen
verheven, beginnen achter de oogen, en alle
eindigen aan den rand van het achterlijf; het onderlijf
wi t , met bruine of zwarte vlekken. Bij het
kwakken der mannetjes ontdaan er twee ronde witte
blazen aan de hoeken van den mond; gedurende
de paartijd komen aan de duimen der voorpoo-
ten wrataardige verhevenheden; de vingeren der
achterpooten zijn door een zwemvlies verbot,den.
Deze foort is de groot He der vorfchen ; de winter
brengt hij onder water in een Haat van verliijving
door.
C c 4 Woon*