
Eigenfchappen. Zwemmen fnel en zijn taai van
leven.
4. A . N igra , Linn. Spec. 7. De zwarte Zee-
cend , de Wigflaart. L a Macreufe. The Scoter or
black Diver. D i e T r a u e r en te.
Nozeman, Tom. I V , pag. 335. M. Buffon X , 90, pt. 9789
niet zeer «nauwkeurig. T emminck, Man, I I , 856.
Kenteeken. De bek zwart, platachtig; aan het eind
breed; op de bovenkaak bij den kop een rondach-
tige knobbel en tot op de halve lengte een gele
Vlek, de iris bruin; de naakte kring om het oog
geel; het geheele lijf zwart; de pooten vaal zwart;
het zwemvlies zwart; lengte 18 duimen, vlugt 2J
voeten. Het oude mannetje.
Woonplaats. Hier te lande komt hij tweemaal
des jaars, inzonderheid in den herfst, in zeer groote
menigte op onze zeekusten en buitenlandfche wateren.
Trekvogel.
Voedfel, Tweefchalige fchulpdieren , water-infec-
ten, wormen en zeeplanten.
Voortteling. Niet hier te lande , maar onder de
Noordpool.
Eigenfchappen. Is zeer fchuw en vreesachtig.
5. A . Marila , Linn. Spec, 8. De Topper o f
Veldduiker. Le MiHouinan. The Scaup-duck. D ie
B e r g - e n t e .
... Nozeman, Tom. I I I , pag. 2Ö9. Buffon X , 80, pt, 1002,.
een oude. F risch, T. 170, een Hecht afbeeldfel. T em..
minck , Manuel I I , 856.
Kenteeken. De bek dik , breed , liehtbJaauw ; de
randen der kaken, en het haakje of de nagel zwart;
de neusgaten w it ; de iris geel; de kop en bovenhals:
hals zwart: buik en zijden wi t; de rug, fchouders
en het achterlijf graaiiwachtig wi t ; zigzag zwart ge-
teekend; op de vleugelen een witte fpiegel; de pooten
en vingers en het zwemvlies graaiiwachtig zwart;
lengte 18 , vlugt 23 duimen. De oude man.
Woonplaats. Hier te lande in het voorjaar en in
den herfst in zeer groote menigte op onze zeekusten,
in den herfst ook zeer menigvuldig aan onze
binnenlandfche meren en wateren. Trekvogel.
Voedfel. Visch , fchulpdieren, infecten en zeeplanten.
. Voortteling. Niet hier te lande, maar onder de
Noordpool, waardoor er aan ons daarvan niets ze kers
bekend is.
Eigenfchappen. Niet fchuw, kunnen goed onderduiken
en maken een dof treurig gefchrei; kunnen
tam gemaakt en onder ander watergevogelte gehouden
worden.
6. A . A nser ferus , Linn. Spec. 9. De Gans »
de Europifche Gans. V O y e cendrde, The greijhg
Goofe* D e r w i l d e G a n s .
Latham, Synopfis VI, 459, n. 21. Albin, Birds V , T.
90. T emmincjc, Manuel I I , 818.
Kenteeken. De bek geelachtig oranje; het nageltje
witachtig ; het oogvlies geelachtig; de iris donkerbruin;
kop en hals aschgraauw; de rug en d%
groote dekvederen der vleugelen graauwbruin, witachtig
gezoomd; de kleine dekvederen en de flag-
pennen wit of witachtig graauw; de buik en de*on-
derzijde van den Haart wi t, de flmit aschgraauw;
de pooten bruingeel; lengte vlugt 5^ voeten.
De tamme gans A domestica welke ij ij qns veel,
» O 2 alg