
448 V E R S L A G , b e t r e f f e n d e :
geheel uit den grond te krijgen, had hier b'jzon Ier
plaats; weshalve dan ook de beleefde navorfcher
mij niet meer dan fcherven konde laten geworden.
Deze waren nogtans voldoende, om mij te doen
z ien , dat de dof der aschkruiken, uit zijne ftreek ,
genoegzaam overeen kwam met hetgeen de heuvel van
Reurlo heeft opgeleverd. Zij behelsden mede, zoo
weinig als aan laatstgemelden oord, iets anders dan
asch en kleine overblijffels van beenderen, eene
enkele kruik uitgezonderd , waarin men eenen zoo-
genoemden donderbeitel had gevonden.
In het najaar van 1821 op den Huize Heukelom
vertoevende, werd mij door den Heer v an wasset
n a e r . gelegenheid verfchaft, om de begraafplaats bij
Roekel ook zelf te onderzoeken.
Wij (lapten derwaarts met een* meer dan negen»
tigjarigen leidsman. Deze verhaalde o n s , onder
het voortgaan , dat hi j , aan de nabijgelegene Wolfsbergen,
als jongeling, de fchapen had gehoed, en
nu en dan, in het mulle zand, fchijfjes van metaal,
als fchellingen', had gevonden, waarop geen
ftempel te onderkennen was; ook waren dezelve
zoo bros geweest, dat z ij, tot het laatfle (luk toe,
door het behandelen verbrokkeld waren. Misfchien
heeft men de Wolfsbergen voor de Brandenbergen
van dezen oord te houden, en de gevonden fchijfjes
voor overbÜjffels van den reispenning * gemunt
en ongemunt, den lijken o f den houtftapel nage •
worpen.
De klei, tot de aschkruiken noodig, hebben de
voorvaderen hier gereedelijk kunnen uitgraven, in
het Roekelfche Bosch, dat in onzen weg had gelegen.
Zij vonden aldaar tevens het hout, ora hunne
na kruiken te bakken en hunne dooden te verbranden
( 1 ) .
Het Weekromfche Bosch loopt met het Roekelfche
in een. Bij den eerden naam dacht ik aan het Lu-
nenburgfche Jammerholz , dat, volgens de overlevering,
zijnen titel heeft behouden uit de dagen,
toen de afgeleefde grijsaards in hetzelve geflagt
werden. Liefst wilde ik hier denken aan een weeklagen
bij de lijken van natuurlijk gedorvenen o f
op h e t' flagveld geblevenen (2). In alle gevalle is
het opmerkelijk, d at, bij de E s fop , een dominiaal
bosch op Velwwe, waarop een Afgodsbcrg en daarnevens
een Oferberg (3 ) , aan wiens voet voor
weinig jaren eene Ascbkruik werd opgedolven, een
tweede bosch gelegen i s , dat men van oudsher het
Onzalige heet; zoo dat ten minde daar ter (lede
voorzeker, een bosch van kwaadbeteekenenden naam
en eene begraafplaats zich gepaard vinden.
Eindelijk door onzen patrïarchalen gids aan den
oord onzer bedetnming gebragt, zagen wij terdond
uit
CO Roe-kcl-lo raag, wie zulks verkiest, als Reur-lo vertolken,
en liet ftaat hem vrij hier mede cene rol te laten ipelen
aan die reusachtige keijen, welke, vóór korte jaren, niet v e r
van den Huize Kernhem, zich nog aan den grooten we^ verhieven
, doch nu, op hunne Randplaats, onder het zand zijn
gedolven. Moest men dezelve voor geene merken van eene
overoude Heerbaan houden , zoo kunnen zü even zoo goed he-
hoord hebben, hetzij tot een brandouter, hetzij tot zulk eenen
Mercolis (Woda’s) Tempel” , als waarvan de Babylqnifcbe
Talmud fpreekt. Zie Letter- <en Oudheidk. Verh. van de lloll.
Maatfck.,der Wetenfch. Ifte Deel, BI. 325, ook 374.
(2} Gedachtig evenwel, aan de waarfchu wende Veileda, die
ik bij de Wolfsbergen evenmin vergat.
(3} Zie Wandelingen in de. omftr. van Arnhem, door j. a.
Uijhoff , 2de Druk , BI. 138.
F f