
kunnen rekenen , zoo meent men op goede gronden
dezelve thans als uir Nederland verjaagd of geheel
voor uitgeroeïd te moeten houden, waarom wij dan
ook van dezelve alhier geen befchrijving geven mogen,
doch , evenwel kortelijk gewag meenen te moeten
maken, van den ons overgeblevenen afHamme-
ling van de wilde kattenfoort, namelijk de
i . F e l is c a t u s d o m e s t ic a , Linn. Spec 6 , B.
De gewone Huiskat (de cyperfche). Le Chat do-
matique. The Cat. D ie K a t z e.
Buffon, Tom. V I , PI. I—VII. Schreber, Tab. CVI.
CVII. A. CVII. B.
Kenteekcn. De Haart zoo lang als het lijf; de
ftrepen op den rug loopen in de lengte, die der zijden
geflingèrd; de kop rond, van voren plat; de
onderlip korter dan de bovenfte; aan den bek veerkrachtige
knevel-haren; de tong ruw ; de ooren
fp its ; aan de voorpooten 5 , aan de achterfle vier
vingers, met kromme, fcherpe, hoornachtige, en
als in eene fchede omvatte nagels. De grootte en
de kleur verfchillen naar gelang het verfchil van
woonplaats, voedfel en de verfcheidenheid van ibort;
de lengte is meestal i | , de hoogte 1 , de Haart
i§ voet.
Woonplaats. Thans ook hier te lande, gelijk in
geheel Europa, overal als een onmisbaar huisdier
aangenomen.
Voedfel. Vleesch van bijna alle zogende dieren,
gevogelte en viscb: doch tam geworden, vergenoegt
zich de kat met den geringHen keuken-kost,
ook zelfs uit het planten-rijk.
Voortteling. Tw e e , fomtijds driemaal ’s jaars (in
het voor- en najaar namelijk); zij draagt meestal 55
da-
N EDERLANDSCHE DIEREN. 103
dagen, en werpt van 3 tot 10 , en fomtijds 12 jon*
gen.
Eigenfchappcn. Het lijf van den kater is dikker
en de kop breeder dan van de kat. Het zoogenaamde
fpinnen of {horren gefchiedt door middel van
twee dunne vliezen, in de keel uitgefpannen; zij
zijn in eene groote mate elektriek, en hebben eene
bijzondere neiging tot eenige planten, vooral tot het
daarom ook genoemde katten-kruid ('Nepeta Cata>
nia) , de Valeriaan (Valeriana officinalis'), doch bovenal
tot Eeren-prijs-kruid (Tecnum Marütn) j en
daarentegen een’ grooten afkeer van de gewone
Wijn-ruit (Ruta graveoJens'); zoodat zij zelfs onaangeroerd
laten al hetgeen met deze plant beflre-
ken is.
XV. DE W E Z E L . (M U ST E L Af)
Geflachtskentceken. In de bovenkaak 6 regt op-
Haande fcherpe, van elkander Haande voortanden;
in de onderkaak even zoo veel, doch die Hompef
zijn , dïgt aan elkander fluiten , en van welke er 2
meer binnenwaarts in den mond Haan , dan de overige;
de tong met zachte puntige verhevenheden
bezet.
1. M. L u t r a , Linn. Spec. 2. De Otter. L a
Loutre. The Otter. D ie F i s c h -O t t e r ,
Buffon, Tom• X II, PI. LX et Tom. XIII, PI. XLIV»
Schreber, Tab. CXXVI. A & B.
Kcnteeken. De door een vlies aan elkander verbonden
vingers der achterpooten onbehaard; de
Haart half zoo lang als het lijf; de kop breed en
vlak; de fnuit dik en kort, klein van opening; dikke
lippen ; de onderkaak fmaller en korter dan dé
G a hoi