
tig wi t ; de iris licht bruin; de kop en bovenhals
licht graauwbruih, het lijf en de vleugelen graauw-
bruin en ongevlekt ; de Haart w i t ; de pooten licht
geel; lengte van het mannetje 2 voet 4 duim ; van het
wijfje 2 v. 10 d . ; vlugt 7 voeten, een oude tienjarige.
De jarige jongen zijn, volgens den Heer tem«
MJNCK, de F . osfifragus, linn. Spec. 4. F. me-
lanatos, linn. Spec, 2. De witkoppige Arend van
nozeman , V . pag. 417. VO r fra ie ou grand
Fügle de mer van buffon , I , p. 88, pl. 112.
FiiiscH, T. 69.
Woonplaats. De bosfchen en bergachtige flreken,
vooral die, welke digt aan zee of groote meren
gelegen zijn. Des winters is hij zeer gemeen langs,
de zeekusten van Holland, van waar hij zich binnenwaarts
in onze noordelijke provinciën verfpreidt,
en zich in fcholèn in den omtrek der dorpen op-
houdr.
Voedfel. Groote zee- en riviervisfchen. Veel zogende
dieren en watergevogelte. Bij grooten honger
eet hij ook doode visfchen , liever evenwel nog aas
van viervoetige dieren en vogelen.
Voortteling. Nestelt op de hoogde boomen, o f
op rotfen langs de zee. Zij legt twee (lompe witte,
roodachtig gevlekte eijeren; broeit hier te lande
In het laatst van Mei o f begin van Junij.
Eigenfchappen. Traag van aard, jagende flechts
eenige uren daags, brengende de overige in rust
door; llerk, vliegt langzaam en met hangende vleugelen.
13. F. L agopus, Linn. Spec 58. De ruigpoo-
tige Valk. L a Buse gantée. liough leggcd Fa Icon*
D e r R a u h b e i n i g e F a l k e .
V ajllant , Hist. Nat. des Oiseaux d'Afrique, Tom. I, pag.
79, pl. 18. F riSch, Tom . 75. T emminck, Sianuel I ,
pag- 85.
Kenteeken. De bek zwartachtig of hoornbrnin;
de was geel; de iris bruin; de k op , bovenhals en
nek geelachtig w it; in de lengte bruin gedreept;
de borst en buik licht bruin , met langwerpige vlekken
en eene groote bruine op de borst, o f ook wel
op den buik ; de (taart witachtig aan zijn begin ,
het overige bruin en alle de pennen wit getipt;
de pooten bruin, tot aan de teenen met vederen gedekt;
lengte van het mannetje 19 duimen, van het
wijfje 2 voet 4 duimen, vlugt 5§ voeten.
Woonplaats. Komt fomtijds hier te lande als trekvogel
, in het voorjaar en in den herfst aan den
kant der bosfchen digt aan het water gelegen.
Voedfel. Waterratten, hamders , mollen, jonge
konijnen, duiven, patrijzen en ander gevogelte.
Voortteling. Onthoudt zich op hooge, zware
boomen, zij legt 4 roodachtig gemengelde eijeren.
Broeit niet hier te lande.
Eigenfchappen. Vliegt uitermate hoog.
14. F. Rufüs, Linn. Spec. 77. De rosfe Valk of
Harpy. L a Harpaye. Bufard des marais. The
Harpy. D ie B r a n dwe i h e d e r G r a u s c h w a n z .
Buffon, Tom. I , pag. 177, p l. 460, zeer naauwkeiirïg.
F risch. T. 78. T emminck, Manuel l , 69.
Slechts weinig fehrijvers maken van dezen vogel
gewag. Bij onze Hollandfche fehrijvers komt hij
alleen voor bij den Heer temminck , welke in zijn
Manuil d'Ornithologie, p. 24. tene zeer naauwkeu