
bruin met eenen metaalachtigen glans, en bruin?
flippen befprengd; het onderlijf wi t , het achterlijf
donkerbruin, op de vleugelen eene witte vlek; de
pooten en vingeren paarsachtig blaauw ; lengte if> ,
vlugt 27 duimen. Het zeer oude mannetje.
De jarige jongen van de beide J'ekfen , zijn, Ie
Canard brun van buffon, IX', 104, pl. 1007.
De jongen na de rui en de jarige zijn de A .
fcandiaca , l in n . Spec. 85.
IVoonplaats. Hier te lande als Trekvogel, in het
voorjaar langs de ftraaden en in den herfst op de
binnenwateren zeer gemeen. %
Voedfel. Visch, vvaterinfecten, waterplanten enz.
Voortteling. Niet hier te lande, verder is er ons
ook niets van bekend.
Eigenfchappen. Niet zeer fchuw en niet fcherp
van gezigt, kunnen zeer goed duiken.
20.. A . Olor , Linn. . Spec. 47. De tamme
Zwaan. La Cygne. The Tame or Mate Swan , the
Hoeker Swan. D e r f t umme S c h w a n , Ho e k
e r S c hwan.
Büffon, IX , 340, p l. 319. E dwards N a t. B i s t . of Ë ird s,
I I I , p T. 150, de kop van de tamme zwaam, T emminck,
Manuel I I , 830.
Kenteeken. De bek rood; de binnenranden der
beide kaken, de nagel, de neusgaten en het wa s ,
dat als een bult op de bovenkaak verdikt i s , zwart;
de iris bruin ; alle vederen wi t , de pooten zwart ;
lengte 5 , vlugt 7% voeten.
IVoonplaats. Op zeer veel plaatfen hier te lande.
Voedfel.. Waterinfecten.
Voortteling. Hier te lande in het riet, in ftrui*
ken
NEDËRLANDSCHË n iË R ËN .
ken è'n aan de Waterkanten. Zij legt 6-—-8 helder
groene eijeren.
Eigenfchappen. Goedaardig; zwemt fnel, met
gebogen hals'; de bijzonderheid in het maakfel vani;
de longpijp, heeft bij deze geene plaats; blaast als
de ganzen.
21. A. AlbifronS , Linn. Spec. 64. De wilde
Noordfche gans , de Spotter, de Kolgans. LPOyi
fauVage du Hord, TÖyè rïcufe. The Ïaughing Goo•
fe , white fronted Goofe.
Nozeman, Tom. l i l , p a g . 207. E dwards N at. B is t . of
Ë ir d s , I I I , p l. 153, zeer rmauwkeurig. T emminck , Ma-
mi el I I , 82 r.
Kenteeken. De bek rood; de iris bruin; het voorhoofd
wi t ; kop en "hals bruingraauw; borst en
buik Witachtig met zwarte boogswijze vlekken ; de
dekvederen der vleugelen en het bovenlijf dof bruin;
de vederen lichter gezoomd; de flagpennen zwart, de
middelde met witte tippen; de flaartpennen zw ar t,
de pooten rood; lengte 2 voeten 3 duimen, vlugt
voet.
Woonplaats. Hier te lande als Trekvogel, op zijn’
togt in den herfst zeer gemeen, inzonderheid in
Over ijs fe l omfireeks Kampen, en ook in de ftrekert
langs de Eem bij Amersfoort. enz.
Voedfel. Visch, waterplanten en dergeh
Voortteling. Broeijen digt onder de Noordpool *
doch daarvan is ons verder niets bekend»
Eigenfchappen. Schuw, waakzaam, vliegt h00®
bij fcholen, makende daarbij een hel gefchrei.
22. A. SegeTOM, Linn. Spec. 68. Gemeens
of Wilde Gans. L rOye sauvage. 2he Beangoofe<
D i e S a a t g a n s , Bo h n e n g a n s .
3? Buf