
den omtrek van heldere wateren; komen in Maart
en vertrekken in October.
Vledfel. Voornamelijk water - infecten.
Voortteling' Nestelt op (leenachtige plaatfen ,
aan de oevers van het water; zij legt in het begin
van April 5---- 6 vuilwitte roodgevlamde eijeren, die
zij met het mannetje uitbroeit.
Eigenfchappen. Zeer mak, wegens zijnen langen
Haart, zwaar van vlu gt, vliegt met rukken.
18. M. A q u a t ic a , Linn. Spec. 58. Water-
Kwikftaart. Lei Fauvette aquatique, Ihe Aquatie
Warbler. D e r B i n s e n S a n g e r .
Sonnini, nouv. ed. de buffon, Ois X V , p, 123. T emminck,
Ma nu el I , 188. Sylvia aquatica,
Kenteeken. Van den wortel des beks loopt boven
over den kop eene breede geelachtige witte
ftreep, en eene andere dergelijke, die fmaller i s ,
over de oogen; de beide ruimtèn , welke tusfehen
deze flrepen zich bevinden, zijn donkerbruin; de
nek, de zijden van den hals , de fepouderen en de
bovenrug grijs, flaaüw rosachtig dooYvloeid en op
den rug en fchouderen zwartachtig langwerpig gevlekt,
en op den nek als gefprikkeld; de Huit ajuinfchil-
len-kleurig, met eene lange zwarte vlek op elke veder:
de Haartpennen puntig uitloopende, donkerbruin
, in het midden met een’ breeden grijsachtigen
zoom , de bnitenfte grijsachtig , wit gezoomd , de
Haart Herk afgerond ; lengte 4 J , vlugt 8 duimen.
Woonplaats. Aan de waterkanten en de moeras-
fen , zeer zeldzaam en als bij toeval in Nederland,.
Voedftl. Torretjes, muggen en andere kleine
water - infecten.
Voort'
Voortteling, Daarvan is ons niets bekend*
Eigenfchappen, Onbekend.
19. M. P a s se r in a , Linn, Spec. 61. L a ’Petite
Fauvette, la P dsferinette. The Pasferine War.-
bier. D i e g r a u e G r a sm u s k e .
Buffon, V I , 36. pl. 579, f. ±, T emminck, Manuel I ,
213. Sylvia hortenjis. Bechstein.
Kenteeken. De bek bruin; de onderkaak w it;
de iris bruin; de kop , de wangen, de nek en de
zijden van den hals licht aschgraauw; het bovenlijf
olijfkleurig graauw, de dekvederen als met rosachtige
franje bezet, de hals van voren, de borst
en de zijden van het lijf helder ros; de keel, het
midden van den buik en het onderlijf wi t ; de flaart-
pennen licht aschgraauw, a lle , de vier middelde
uitgezonderd, wit getipt, de twee buitende aan de
punt , voor een groot gedeelte , en de binnenbaard
geheel w it ; de pooten bruin ; lengte , vlugt 7
duimen. De oude man.
Woonplaats. Aan de kanten der bosfehen, in
fchaarhom komt hier te lande Hechts weinig.
Voedfel. Kleine infecten , welke op de bladeren
zitten.
Voortteling. Onbekend.
Eigenfchappen, Onbekend.
so. M. R ufa, Linn, Spec, 63. De rosle Kwik-
ftaart. La petite Fauvette rousse. The rufous
Warbler. D e r W e i d e n z e i f i g .
Buffon, V I , 54. De afbeelding pl. 58i , f . i , hierbtf aangehaald,
is niet die van dezen voge l, maar die van een
jong van de Becfin grif et te. (M. Sylvia, L inn. Spec, 9.)
Naumann , Befchreib, und vorfiellung aller Wald- , fieldund