
boomen, zij legt 3— 5 groenachtige aan beide ehl*
den even dikke eijer^n. Broeitijd 4 weken*
Eigenfc happen. Schuw , vliegt log , loopt moei*
jehjk, zwemt fn e l, met opgeheven hals, is bij uit*
ftek gulzig.
2* P. G raculüs , Linn. Spec. 4. De kleine
Kormorande, de Water-Raaf. Le petit Cormoran,,
te Nigaud. The Shag or Crane. D i e K r ä h e n
Pe l i k a n .
BuEFON, ÏX , 197« PeRRAULT , CHARRAS und DODARl",
■ Abhandlungen zur Natur gefchichte, Th. I , i , 247, Tab,
34 und 33. T emmjnck , Manuel I I , 897. Carbo gracu-
lus. Meijer.
Kenteeken. De bek aan de bovenkaak zwart, van
ouder rosgraauvv; de iris bruin ; de kop, keel ,
hals, borst en het onderlijf donkergroenachtig; de
omtrek der oogen kaal , roodachtig geel * de vliezige
keelkrop, die flechts klein i s , heeft dezelfde
kleur; de rug en vleugelen donkeraschgraauw, door
een’ breeden zwarten band omringd; de pooten
zwart; lengte 23——24 duimen vlugt 3J voeten. De
ouden van beide geflachten in win ter veder en,
De jongen van het ja a r , zie bij buffon JX ,
240, pi. 974 , naauwkeurig, onder den naam van
te petit Fou de cayenne.
Woonplaats. Uit de Noordelijke deelen van E u ropa
komen zij hier te lande flechts in klein getal
aan de Zeekusten.
Vledfel. Visch.
Voortteling. Nestelt in de gaten en kloven der
rotfen; ook op boomen; zij legt 3 witte IangwerpL
ge eijeren, doch broeit niet hier te lande.
Eigenfchappen, Zwemt met opgeregten hals in
ze e ; het lijf is daarbij onder water gedoken. Op
het land minder fchuw dan op het water.
3. P. B a ssanus , Linn. Spec. 5. De Jan van
Gen t, de Schotfche Gans , Basfaner Gans. Le Fou
de Basfan. The Ganet. D e r B a s f a n i f c h e Pe-
l ikan.
Nozeman, V , 401. BuFroN» V Itl , 244, p l. 278. T em*
minck, Man. I I , 905, Sula Alba. Meijer.
Kenteeken. De bek aan zijn grondftuk blaauw-
achtig graauw; aan de punt w it; de iris geel; het
vlies om de oogen naakt en helder blaauw; de verlenging
van de opening des beks wordt door een don«
kerblaauw vlies gevormd; onder de keel is mede een
vlies van dezelfde kleur; de kruin en het achterhoofd
geel-okerkleurig; het overige van het lijf w it;
de flagpenrien zwart; de Baart als een lange kegel
; de pooten groen; het zwemvlies zwartachtig;
lengte 2 voet 8 duimen; vlugt ruim 5 voeten. De
oude der beiderlei ge [lacht en, 3 [aren oud.
De één- en tweejarige jongen z ijn , volgens den
Heer t em m in c r , de P . maculatus, l in n . Spec. 32.
L e Fou tacheté van b u f f o n , IX , 241, pl. 986,
eene zeer naauwkeurige afbeelding, wat de kleuren
betreft.
Woonplaats. Onder de Noordpool, komt hier te
lande als Trekvogel aan de kusten, en ook landwaarts
in aan de binnenwateren.
Voedfel. V is ch , inzonderheid haring en fprot.
Voortteling. Zij nestelt op de rotfen; legt een
e i , aan beide einden eveq dik, ruw van oppervlakte
en wit. Broeijen niet hier tc lande.
Eigen