
Vlortteling. Nestelen hier te lande in de ontoe*
gankelijkfle rietwildernisfen en in de dikke bosfen
van het zekgras (carex veficaria'); zij legt &.— 8.
roodachtig hruingeHippelde eijeren, die zij met het
mannetje in 14 dagen uitbroeit.
Eigtnfchappen. Zijn niet fchuw, en evenwel onttrekken
zij zich aan het menjchelijk oog. Wanneer
zij ’s avonds zich ter rust begeven, dekt het mannetje
zijn wijfje met zijne vleugelen.
CXVII. DE ZW A L U W , CHIRUNDO.)
Gejlachts • kenteeken. De bek zeer klein , krom ,
elsvormig, aan deszelfs wortel neêrgedrukt de gaping
wijder dan de kop hoog i s ; de tong kort, breed
en gefpleten; de vleugelen lang; de Haart (bij de
meesten) gevorkt.
1. H. R u st ic a , Linn. Spec. 1. De Huiszwa-
Juw. VHirondelle de cheminée, ou domestique.
The chimnei Swallow. D i e R a u c h f c h w a 1 b e.
Nozeman, T . I , p. 31. Buffon, V I I , s<5i , pl. 543.
F rjsch, T. 18, /. i. T emminck, Manuel I , 427.
Kenteeken, De bek zwart; de iris donker kastanjebruin
; het voorhoofd en de keel kastanjebruin;
de kruin, de hals van achteren, de rug en een
breede band op de borst zwart, met een’ blaauwen
gloed; boven de oogen eene fmalle bruine Hreep;
de buik en liet achterlijf w it , geelachtig gefcha-
duwd, de flag- en Haartpennen zwart, op de laat-
Hen (de middelde uitgezonderd) eene witte vlek ; de
buitenRe aan beide zijden zeer lang; de Haart gevorkt;
lengte d j , vlugt 12 duimen,
IfoQti*
' Woonplaats. Komt in April en vertrekt in het
laatst van September. Men vindt ze bijna overal,
waar menfchen wonen.
Voedfel. Vliegen, muggen en avondkapelletjes.
Voortteling. Zij maken haar nest van klei met
hooi en droo vermengd, welke zij tegen muren,
befchotten en in huizen en fchuren tegen de wanden
en balken aanplakken, van binnen is het met
hooi, mos en vederen gevoerd; zij legt 4— 6 witte
bruingedippelde eijeren.
Eigenfchappen. Onder alle vogelen hebben de
zwaluwen de kortde pooten, welke zij noch om
te gaan , noch om te loopen gebruiken kunnen;
zij zijn fnel van vlugt.
2. H. U rbica , Linn. Spec. 3. De Boerenzwaluw.
Hirondelle de fenêtre , 011 i cul blanc.
The Martin. D ie H a u s f c h w a l b e .
Nozeman, T. I , p. 33. Buffon, V I I , 279, pl. 542, f. 2.
F risch, T . 17, f. 2. T emminck Manuel I , 428.
Kenteeken. De bek zwart, van binnen geel ;
k o p , nek en rug zwart met een’ blaauwen gloed;
de flagpennen zwartachtig, dof; de keel, de borst,
de buik en de dekvederen van den Haart wi t ; de
Haart zwartachtig , gevorkt; de pooten tot de tee-
nen met kleine witte vedertjes bedekt; lengte 5 ,
breedte 10J duimen.
Woonplaats. Aan de boerenwoningen; komt hier
, te lande omtrent 14 dagen na de huiszwaluw, en
vertrekt eerder dan deze.
Voedfel. Vliegende infecten , die zij in de vlugt
opfnapr.
Voortteling. Maken haar nest aan de buitenmu