werd gevonden, bij bet afbreken van den Meurfcheii
toren te Didam. , Zie s l ic h t e n h o r s t , Geld.
Gefch. T . d. L . bladz. 7 7 ; t e s c h m a c h e r , An-
nal. , pag. 55 et 533 ; w a s s e n b e r g , in Embrica ,
C. a , pag. 18.
Ik vleije m ij, uit dien hoofde, dat hetgeen ik
heb mede te deelen, aangaande eeuige voorwerpen,
uit lang verloopene eeuwen herkomftig, welke in
het Zutphenfche op de Feluwe zijn gevonden, niet
pngunftig zal worden ontvangen , hoezeer het weinig
zij.
De eerde plaats in mijn Verflag geef ik aan die
verzameling van aschkruiken, welke voor ettelijke
jaren is opgedolven, niet ver van het dorp Reurlo,
aan de Reurlofche Beek, tusfchen Zelhem en Bor-
culo, in 'het kwartier van Zutphen gelegen.
Deze kruiken , of liever potten , Bonden in eenen
natuurlijken heuvel, thans onder het Goed Reurlo
begrepen, met weinig aarde bedekt, en zonder orde
verfpreid.
Sommige waren, op, eene min gewone wijze, met
platte fchoteltjes toegedekt; andere open. Dezelve
bevatteden niets dan asch en kleine overblijffels van
beenderen. Voorts waren zij graauw van verw,
Hecht gebakken , en , zoo als doorgaans bij lijkbus-
fen het geval i s , ( smits Schatkamer, art. Been-
hoopen; v an l ie r , Oudheidk. Brieven, bladz. 16;
enz. enz.) bezwaarlijk zonder breken uit te graven.
Verre de meesten hadden eene effene oppervlakte,
en Hechts eene enkele was ruwelijk geribd.
Ik g e e f, onder letter A , de teekening van eenen
ongeribden po t, op den Huize Reurlo voorhanden.
Des zelfs beloop is meer komswijze, dan bij de lijk-
busfen, afgebeeld in v a n l i e r , Oudheihk. B r .9
en
en in de Antiquiteiten, welke de Heer w e s t e n d
o r p , in 1819 , heeft begonnen uit te geven. De
dekfels vielen alle aan gruis uit elkander.
Het verbranden van de lijken zoude ik gisfen te
hebben plaats gehad in de ftreek der naburige Brandenbergen
, zijnde nu twee boerenerven ; eertijds
voor een gedeelte geestelijk goed. (W e s t e n d o r p ,
Antiq. 1. St. bladz. 80.)
Onze grafheuvel behoort wijders tot het kleine
getal van degene, die een’ eigen naam voeren;
hebbende!, dezelve door alle tijden heen de Kattenbelt
(de Kattenheuvcl) geheeten; zoo als men ook
een’ Kattenkolk vindt in de buurfchap Barchem,
tusfchen Reurlo en den Lochemer Berg, en tegen
den kring Wildcnborch, westelijk van Reurlo, onder
het Schoutampt Vorden9 een, voor honderd
jaar dus genoemd, Kattingsveld- Dit Kat niet te
verwarren met Kate, in Kater(lede , Molencate,
Barnecate, Ten K ate, enz. Van tijd tot tijd, z in
ook elders, in het kwartier van Zutphen, aschkruiken
ontdekt, maar ik heb nooit vernomen, dat zij
daar ergens, gelijk te Reurlo, in getale, binnen
een’ kleinen omtrek, bij elkander Baande, zijn gevonden.
De eerde lettergreep van het woord Reurlo
zoude misfehien wel op de bijzonderheid, ten dezen
opzigte aan dien oord plaats hebbende , kun-
ken Haan, en dezelfde mogen wezen met ons re e,
r a , en reeuw 5 ■ Oudfrank, hreo , hreu; Angels,
reeuwe; Deensch , hra ( een lijk'); zoodat de ge-
heele naam eene hoogliggende plaats van begrafenis
Iiadde aangeduid ( 1 ) .
En ,
( 1 ) Wat men naderhand uit de lettergreep Reu gemaakt
liebbe, fchjjnt kennelijk, uit het wapen van Reurlo, dat eea
hond is.