
door het gemis van vrijheid eu verandering van
voed fel en levenswijze anders gewijzigd, worden
over het algemeen genomen voor dezelfde gehouden
als die van het wilde; volgens een vrij algemeen
gevoelen , zijn ook de geheel witte varkens zwakker
Van geitel, dan de zwarte, of de zwart-bonte, en
naar fommigè waarnemingen , dragen de eenkleurige
Varkens 15 , de bonte of gevlekte 18 weken* Ook
aij worden dikwerf ruim 20 jaren o u d , en blijven
12— 14 jaren vruchtbaar, en worden hier te lande
tot het verbazende gewigt van 400, ja zelfs tot
ruim 800 ponden gemest.
Vilde O r d e . W a l v i s s c h e n , ( c e t a c e a . )
X L . DE DOLPH1JN , (.DEL PHIN ÜS.)
Gejlachtskentceken. Tanden in de beide kaken, iil
het voorlte en bovenfte gedeelte; in den kop d»
opening eener buis.
i . D. P h o c a en a , Litin. Spec. 1. De Bruin-
v is ch , ie Souffleur. The Porpus. D a s Meer«
f c h w e in .
Schreber, Tab. CCCXLÏI. Kléin, Ei ft. Piscium Misfus
I I , pag. 26, Tab. 2, fig. A B , et Tab. 3, fig. B.
Kcnteeken. De kop loopt van voren fchüins a f,
is dik en Itomp ; de oogen klein, digt bij de hoeken
van den mond geplaatst, tusfchen deze ligt dè
opening der fpmt-buis. Het lijf d ik , k ö tt, eéni-
germate kegelvofmig; op den breeden rug eenè dikke
, breede v in , en ter wederzijde vaft dén kóp een
dergclijke, die peesachtig is* d'e (taartvin (Vaat lood-
re g t; de deeleti der voortteling gijn bij hét mannetje
in een fple’èt öf lleuf aan liét achterlijf verborgen;
W
gen; de huid glad, lederachtig, boven donker-
blaauwachtig, aan de zijden bruin, van onderen
graauw-wit.
Woonplaats. In de Europefche zeeën. Hier te
lande in onze zout-water-rivieren, in de Zuiderzee,
en langs de (Landen der Noord-Zec.
Voedfèl. Haring en andere visch.
Voortteling. In Augustus; het wijfje draagt 9— 10
maanden, en brengt gewoonlijk in Junij één jong
voort, dat door baar gezoogd wordt.
Eigenfchappen. Zwemt (bei, drukt den kop daarbij
nederwaarts, zoo dat men alleen den rug aan
de, oppervlakte det waters gewaar wordt; hij is opk
daarom moeijelijk te vangen; zijn vleesch, ook zijn
fpek wordt gegeten en zelfs voor wel fmakende ge-
Jiouden; hij is gewoonlijk 5— 8 voeten lang.
2. D. DELPHis. Linn. Spec. 2. De Tuimel-Dol-
phijn, de Tuimelaar, L e Dauphin, The Porpesfe ,
D e r D e 1 p h i n.
Schreber, Tab. CCCXLIII. Klein l. c. Misf. Tab. III,
fig. A.
Kenteeken. De kop allengs uïtloopende in eenè
dunne fcherpe nebbe of fnuit; de gaping van den
bek of muil 14— 15 duimen ; de beide kaken met
kleine fcherpe, elsvormige tanden bezet; twee fpuit-
gaten voor op den k o p , die in eenè halvemaans-
vormige opening uitkomen ; op den allengs tot den
(Vaart toe (pits uitloopenden rug , eene hoekvormige
o f achterwaarts omgebogene v in ; onder aan weêrs-
zijden van de borst,eene zij v in ; de huid glad, op
den rug zwart, aan den buik w it ; gewoonlijk 9— 10
voeten lang; de (taart ongeveer 2 voeten breed.
Woon