
duim lang; de wangen en de zijden van den hals
witachrig; de keel en de bovenhals zwart; over
de flapten loopt een dwars zwart Areepje en over
den nek een zwart kraagje; het lijf van boven ros.
achtigbruin, van onder rosachtig wir; de pooten
loodkleurig; de vingers graauw; lengte 4 J , vlugt
f f duimen.
Woonplaats.* Hier te lande bij uitAek zeldzaam«
Vaedfel. Infecten, rupfen, fpinnen, het zaad
van denne- en pijnboomen; ook hennepzaad.
Voortteling. Nestelt in holle hoornen in oud©
muren , verlaten inkhoren- en ekflernesten ; zij legt
8— 10 witte aan het dikke einde met bloedroods flip,,
pen geteekende eijeren; broeit niet hier te lande.
Eigenjchappen. Van aard eigenzinnig ; leeft zeer
eenzaam buiten gemeenfehap van andere vogelen,
pok zelfs huiten die van hare eigene foort.
3 . P, M a jor , Linn. Spee. 3. De groote Mees ,
Koolmees , de Plakker. L a grosse Mesange, out
Charbomiere. The great Tittmoufe. D ie K o h k
m e i f e ,
N o z e m a n , T . I I , p.. T i3 , niet naanw-kemig, B u f f o n * VI
251» p t. 3 , /• 1. F ri&ch, T . 13 , /. i. T emminck!
Manuet 1, 2,87.
Kcntecken. De bek zwartaehtig; de iris donker«,
bruin ; de kop van boven tot achter aan den nek ,
de keel en de hals van voren glinflerend zwart 5 de
flapen w it ; de bovenrug en fc hou deren olijfgroen,
de kleine dekvederen der vleugelen aschgraauw ; d©
zijden van het lijf geel; de flagpenuen graauw ge-,
zoorad; een witte band loopt dwars over de vleet*
gelen; de Unit graauw j de dekvederen van den
* ■
flaart w it; de ftaart donker aschgraauw; de buiten-
fte pen half wit; de tweede wit gepunt; de pooten
loodkleurig ; lengte 5% , vlugt duimen.
Woonplaats. Zeer menigvuldig hier te lande,
zomers in de bosfehen , in den herfst over het vlakke
veld en in het hakhout.
Voedfel. Infecten, wormen, allerlei zaden, granen
en vruchten.
Voortteling. Nestelen in holle boomen, in oude
muren, in de verlaten nesten van inkhorens, kraai-
jen en ektters; zij legt 8— 14., fomtijds 20 dieren,
die geelachtig w it , met roode ftreepjes en Aipjes ge-
t ekend zijn en door het mannetje en wijfje gemeen*
fchappelijk in 14 dagen uitgebroeid worden.
Eigenjchappen. Van aard levendig, vrolijk, wreed,
vervolgen andere vogelen , vliegen foei en bij ruk*
ken.
3. P. Coeruleus , Linn. Spec. 5. De blaau-
we Mees, Pimpelmees, Kleine Mees. Le Mefange
bleue. The bleue Titmoufe. D i e B l a u m e i f e .
Nozeman, T . I , p. 45. Buffon, V I , z6 r , pi. 3 , f . 2.
F iusch, T . 1 4 , / . 1. T emmincKj Manuet I , 289.
Kentceken. De bek zwartachtig; de iris donkerbruin
, het voorhoofd, de wenkbraauwen , een kring
om het achterhoofd en de wangen wit; de kruin
lichtblaauw; omlaag aan den hals een donkerbiaauwe
kraag; van den wortel des beks loopt over de flapen
eene donkerbiaauwe ftreep; de bovenrug olijfgroen;
de dekvederen der vleugelen lichtblaauw;
de onderfle wit getipt, waardoor eene witte flreep
dwars over de vleugelen gevormd wordt, over den
B b 4 buik