
Voortteling. Nestelt uisfchen het riet en de biezen,
langs de moerasfen. Zij legt 3— 4, groen-,
achtig bruin gevlekte eijeren. Broeit weinig hier
te lande.
Eigenfchappen. Snel van vlugt en fchnvv.
LXXXVII. DE STRAND- of MOERASLOO-
P ER, (T & W G A .)
Qejlaehts- Kenteeken. De bek eenigzins fpilrond,
zoo lang als de kop. De neusgaten ftreepswijze;
de tong klein; aan de pcoten vier vingers, van
welken de achterfte uit een gewricht beftaat en den
grond niet raakt.
ï . T . P ü g n a x , Linn. Spec. 1. De Kemphaan,,
de vechtende Strandlooper. Le Combattant. The
K u f. D e r K emp f h a h n .
Nozeman. I , 29, M et F , B uffon , V I I I , 330, pl. 305,
M, 306, F . E risch, T. 232, een driejarige man, 233 een
éénjarige man, en 134 een oude man, die niet meer van
kleur verandert, 235 een man, en 238 een vvjjf of man
des winters. T emminck, Manuel I I , 631.
Kenteeken. De bek geelachtig oranje, zijnde langer
o f korter naar den ouderdom des vogels; de iris
bruin; het gezigt niet bevederd, maar met vliezige
roode wratten bezet; om de keel is een kraag, die
zich tot over de borst uitllrekt; op het achterhoofd
Raat een afhangende vederbos, van groene bruine
, zwarte graauwe witte en rosfe vederen; de vederen
van het lijf zijn met dezelfde kleuren gefchakeerd,
verfchiilende daarin evenwel bij den eenen of den
anderen vo g e l; de pooten bruinachtig rood; lengte
omtrent 1 , vlugt i j voet. De man in zomervederen
o f in den paartijd*
Een jonge van het ja a r , als hij begint te vliegen,
rs bij b u f f o n , V I II, 326, pl. 300, zeer naauw-
keurig afgeheeld. En een volwasfen wijfje en de
jongen na d,e herfstrui op pl. 844.
Woonplaats. Komen hier te lande in het voorjaar
als trekvogel, in zeer groote menigte op lage vochtige
weiden , en moerasfige Breken; in den herfst
begeven zij zich langs het zeeftrand, van vyaar zij
wegtrekken.
Vre dj cl. ïnfecten , wormen en inzonderheid kleine
huisjesflakken , ook wel waterplanten en der-
zelver wortelen.
Voortteling. Hier te lande, in het gras op de
Wei- en hooilanden in kleine holten. Zij legt 4— ■•5 .
fpits toeloopende, olijfgroene bruin gevlekte eijeren ,
welke zij alleen in kS-— -18 dagen uitbroeit.
Eigenfchappen. Van alle vogelen is deze de twisten
ijver-zuchtiglle, van daar zijn naam. Het aantal
mannetjes is altijd grooter dan dat der wijfjes, zoodat
zij in den paartijd, naar men wi l , onderling zoo lang
ter döod vechten, tot de beide geflachten gelijk in
getal zijn. Niettemin leven zij gaarne met elkander
in gezelfchap, vliegende altijd te zamen , doch zoo-
dra zij ftrijken, vangen de vechterijen Wederom aan»
Zonderling is het , dat zij , van jong af opgebragt
wordende, niets van die twistzuchtige geaardheid
betoonen.
2. T . VaneLlus , Linn. Spec. 2. De Kievit»
Le Vanneau. The Lapwing. D e r g ème i n e Kie»
b i tz.
NozemAn , ï , 55, en IV:,' 3.^1, F * en eetie witte verfcheidenheid.
Buffon, V I I I , 304, ph 242. F risch, T. 213,
F. T emminck, Manuel I I , £50, VanellUs cri,status.
Meijer,