
Eigenfchapptn. Door het wegvangen van zoovele
infecten zijn zij meer nuttig dan fchadelijk;
houden van den herfst tot in het voorjaar hunnen
winterflaap, en verftrekken aan de katten, doch
vooral aan de uilen ten prooi en voedfel.
2, V . M u r in u s Linn. Spec. 6. De gewone Vle-
dermuis, de kleine of muiskleurige Vledermuis. Le
ckauve Souris. The common Bat. G em e in e k le i n
e s F le d e rm a u s , M a u s o o h r .
Buffoit, Tom. VIII. PI. XVI. pag. 1x3. Schreber, Tab. LI.
Kenteeken. De. fnuit lang, breed en ftornp; de
ooren bijna zoo lang als de kop ; kleine en ipitfe,
zeer kleine, zwarte, verhevene en digt aan de ooren
liggende oogen; de tot deszeifs midden behaarde
ftaart, geheel in de vleugel-huid omvat en als ingeweven
; de kleur doorgaans muis-vaal; van den
fnuit tot den ftaart lang bijna 2f duim, de ftaart f
vlugt u i duim.
Woonplaats. In bijna alle gewesten van Nederland
, in gaten en fpleten van oude muren, achter
befchotten van huizen en oude gebouwen , ook in
holle boomen en uitgeholde boom-wortelen, alwaar
zij te gelijk met anderen zich ophouden, en doen
kennen door hun fchier aanhoudend fisfend geluid,
hetwelk zij al vroeg hooren laten, wanneer zij ree$s
bij warme dagen (fomtijds zelfs al in de laatfte wintermaanden)
uit hunnen winterflaap ontwaken.
Voedfel. Behalve velerlei kevers, nacht-vlinders,
vliegen, en andere kleine infecten , alle dierlijke vette
waren, als vleesch, fpek, talk, boter, kaas en
dergelijke, zoodat zij foms het in, fchoorfteen hangende
fpek niet alleen’ aantasten en uiteeten, maar
zelfs in de uitgegetene holten hunne jongen werpen.
Voort-
Voortteling. Zij paren, naar men meent, tweemaal
’sjaars, het eerst in het laatst van April of
begin van Mei (volgens fommigen ook nog in het
najaar) dragen 21 dagen, werpen 2 jongen, zogen
ongeveer 3 weken.
Eigenfchappen. Het mannetje is langer, en meer
tenger dan het wijfje, hetwelk langere ooren heeft,
en op den rug zwartachtig graauw is ; de jongen
zijn kort na hunne geboorte meer donker van kleur
dan de ouden. Behalve de groote nuttigheid dezer
foorte, door het azen op zoovele kleinere infecten,
hier boven reeds vermeld , is zij van een ge-
wigtig voordeel door hare bijzondere gretigheid en
vaardigheid in het opvangen der dikwerf zoo bijster
fchadelijke meikevers, terwijl zij de kat, wezel en
de meeste uilen-foorten tot vijand hebben.
3. V . Serotinus Spec. 11 Linn. De Spadeling, de
laatvliegende, de bleekkleurige Vledermuis. L a Se-
rotine. The Serotine Bat. D ie B la s f e F le d e r m
a u s , d ie S p a t l in g .
Buffon, Tom. V I I I , Pi. XVII. S chreber, Tai. LUI.
Kenteeken. De ooren kort, ingefneden , het oor-
dekfel klein en rondachtig; de fnuit lang, de rug
lichtbruin, de buik lichtgraauw, het vlerk-vltes
zwartachtig.
Het juist verblijf, voedfel, de voortteling en verdere
huishouding van deze foort is nog onzeker,
en verdient verder onderzoek.
4. V. Pipistrelkus , Linn. Spec. 12. De dwerg
o f kleine Vledermuis. L a Pipistrelle. The Pipist-
relle Bat. D ie z w e r g , k le in e S p e e k m a u s ,
K l e in e F le d e rm a u s .
Buf