
en zeer wijd gapende: de oorert breed; dê
fcherp, niet gekorven de Haart niet gevorkt ; de .
pooten kort ; de nagel van den middelden vinger aan.
de binnenzijde getand.
i . C . E üropaéus, Lihn. Sptc. l . De Eurö*
pifche Dagflaap , de Geitenmelker, b* Engoulevenh
The Europcan Goalfukker. D e r Ta g h f c h l af er*
Nozeman, T . i , J&..R9» Ë uffon V l , 551, pl. 193, ondes.
den verkeerden naam van Crapaud volant. F risch, T»
looi TEMkiNck, MaHuel I , 4364
Kenteeken. De bek zwartachtig ; de iris zwart ƒ
de kop en rug met zeer vele zwarte geelachtige ,
ros le, langwerpige en dwarsflreepjes op een’ graau*
wen grond geteekend, op het overige gevederte is
een zamenmenglel van graauwe gele roodachtige en
zwarte Hippen, vlekjes en Hrcepjes; over de vleugelen
loopt eene geel bruine ftreep, en vef-
fcheiden roodachtige vlekken op de buitenbaarden'
der flagpennen 5 de keel, de onderhals en de borst
zwartachtig, roestkleurig, golfswijze geflreept, en*
met rondachtïge vlekjes geteekend; de Haart aan het
einde roodachtig aschgraauw, donkerbruin gemard
merd en met zwarte Hrepen zigszagswijze getee*
kendj de pooten bruint lengte r a § , vlugt dui-*1
men.
Woonplaats. In de bosfchen, in Gelderland, iii
ÖveHjsfel en Brabahd in tamelijk gfoot aantal'% in
Holland vindt men ze weinig en dan nog meest
aan den duinkant; komt in Mei en vertrekt in September.
Voedfel. Vliegende infecten, die zij in de vlugt
vangen.
Voort'
Voortteling. Nestelen op den grond, waarin zij
Hechts een holletje maken , ook wel in flruiken en
aan den voet van eenen boom ; zij legt twee langwerpige
witte, bruin en graauwgemarmerdeeijeren ,
die zij met het mannetje , bij afvvisfeling, in 14 dagen
uitbroeit.
Eigenfchappen. Eigenlijk is het een nachtvogel,
die in de fchemering van den avond zijn aas zoekt,
waartoe zijne elektrieke oogen heia zeer behulpzaam
zijn. Bij avond vliegt hij Hiel, bij dag kan
hij bijna niet tot vliegen gebragt worden , offchoon
men hem van eene hoogte afwerpt; hij houdt zijn
verblijf meest op lage Hruiken, op aardhoopen en
op platte wegen; zeldzaam komt hij in deboomen;
vliegende maakt hij een dof als zuchtend geluid*
Cc lilde
t