ningtn is overgebragt, en aldaar voortgekweekt is ,
en alsdan ’sjaarlijks, in verbazende menigte, naar
meest alle overige noordelijke deden des lands vervoerd
, en aldaar gebruikt wordt ter duurzame
voortkweeking, aanvulling en inHandhouding van
het benoodigde rundvee , voor de binnenlandfcbe
veeteelt benoodigd * en van hetwelk men zeggen
kan , dat h e t, over het geheel genomen , die hoofd-
vereischten heeft, welke gewoonlijk tot uitgezocht
melkvee verlangd worden, namelijk: „ een van vo-
„ ren breede, doch korte , met zware, tamelijk
„ lange, gladde hoornen voorziene kop , uitloopen-
„ de in eenen breeden, elfen, zwarten muil, met
„w i jd e , vleefchige neusgaten, ronde, lepelvormige,
„ welbehaarde ooren, zwarte helle oogen , breeden
„ zwaar gevleeschten hals en fchouders ; een laag
„ nederhangenden kosfem of keelkwabbe; de borst,
„ benevens de lendenen en het kruis, breed, wijd,
„ rond uitgebogen; de rug regt uitgeHrekt 5 de buik
j! ruim en nederhangend; de uijer gevuld , rond,
„ en derzelver vier fpeenen vleefehig en glad ; de
„ ftaart lan g , harig en zwaar gepluimd; uitgeflrek-
„ te heupen; kort, Hevig van pooten; breed, kort
„ en vast van voet, en zwaar, doch zacht en fijn
„ van huid, van welke doorgaans in onze noorde-
^ lijke gewesten de zwarte en zwart-bonte de voor*
, keur gegeven w o r d t h e t is zoodanig ras, dat
den zoogenaamckn veellapel, vooral in het noorder-
gedeelte van Nederland, uitmaakt, en hetwelk deels,
tot melk-, deels tot flagtvee gebryikt wordt, en
van welke de eerde niet zelden daags 24 pinten
melk geven, en de laatftc van acht honderd ponden
worden vet geweid ; terwijl die der zuidelijke gewesten
des rijks , als van de Duitfche grenzen afkotnkomflig,
veel kleiner van geflalte zijn., éft zööwéI
in het melkgeven, als in het toenemen Vaïi vleeSch.
en fmeer, over het algemeen genomen, voor hét
zoogenaamde Ilollandfché ras grootelijks moeteïi onderdoen.
Votdfêl. Des zomers bijna ai de gras foor ten, êh
attderé plantéh , Welke de weiden hief te lande öp-
levéfëh; des winters de meeste derzdve gcdróógii
o f tot hooi toebereid, benevens eéne zekefe hoeveelheid
van lijn-, hennep- of raapkoeken , of het
overlchot vati doof den oliemolen uitgëpefst lijn-*
hennep- en koolzaad; terwijl in de zuidelijke provinciën,
bij dit alles, nog gévoègd wordt de afwis-
ïèling filet vërlc billende andere veld- * akker- en tuin-
gewasfen; Zóo als vooral: fpurrie, wortelen, rapen
, aardappelen, e. a. m ., hetzij elk afzonderlijk
Of wel te zanten * tot eene foort van verkeerdelijk
itl heet Water geHocfd warm mengfel bij elkandereïi
gevoegd.
Voortteling; De paartijd der runderen valt ook
hier te lande in April * Mei en Junij; ter bekom ing
van gezond, flerk ras , o f Zoogenaamd teelveé *
Wordt gevorderd, dat de Hier 4 , en de koe 3 jaren
bereikt hebben; terwijl daarentegen tot de gewone
bevruchting een Hier van i§ en a jaren, en ook
de hokkelingen, of jonge koekalven vah flechts 18
ftiaanden * voldoende z ijn : de koe draagt geWoonlijk
•9 maanden , of 283— 285 dagen, en geeft meest
één , zeer zelden twee kalveren. Ter voortteling
Wordt de Hier gerekend niet langer dan tot zijn negende
, de koe daarentegen van 12— 14 jaren ge*
fchikt te zijn.
Eigenfchappm. In de noordelijke provinciën van
Nederland wondt, en té regt * aait het zwarte en
K 2 zwart*