
IVde orde. Knaagdieren. (Glires.)
XXIV. DE MUIS. (MUS.}
Ge/lachts - kenteeken, In de boven- en onderkaak
» fniitan len ; de onderWe vooral zeer fpits en fcherp,
de ooren , naar gelang van den kop, vrij groot, de
Haart lang, dun behaard (bijna naakt) met gefchub-
de ringen,
i , Mos r a t t u s , Linn. S p e c 12. De Rat. £9
Kat, The Camrnon Kat. D i e R a t z e.
Buffon, Tom. VII, PI. XXXVI. Schreber, Tab. CLXXIX.
Kenteeken. De kop lang , de neus een weinig
verheven , de fnnit fpits; in de bovenkaak 2 korte
fnijtanden, in de onderfte 2 langere , puntige, in
beiden weêrzijds 3 , zelden 2 vierkantige ingegroeide
kiezen, te zamen gewoonlijk 1 6 ; aan vveêrszijden
van den mond , en boven de ronde, groote, vooruitwekende
zwarte oogen borWelharen; lange, eironde
, opHaande, onbehaarde ooren; aan de korte
voorpooten 4 vingers en een Homp plat nageltje in
plaats van den duim , de groote achterpooten met 5
vingers ; de Haart lang, geringd , tusfchen de ringen
met fijne zwarte haartjes bezet; het lijf blaauw-
achtig fomtijds; de pooten wit en onbehaard; lang
van d— 8 duim , hoog 3 duim.
Woonplaats. Ook hier te lande overal, waar
Hechts eenig voedfel te vinden is.
Voeetfel. Niet alleen alles wat voor den mensch
eetbaar i s , maar ook h ou t, leder, perkament, papier
, kleederen, duiven ep ander opder de daken
zich opboqdepd klein gevogelte en hunne eijeren,
ook menRhep-lijkep, ja ook andere ratten,
Voort~
Voortteling. Gewoonlijk in Maart en in April ,
maar ook naderhand meermalen; zij werpen, na
omtrent 4 weken dragts, gewoonlijk 4— 7 jongen ,
in een van Wroo-* hooi en andere dergelijke Hoffen
bijeen gedragen nest. De eigenfchappen van dit dier
zijn algemeen bekend; wij meenen alleenlijk hier te
moeten melding maken van zijne bijzondere behoefte
óm zuiver water te drinken: door de onmogelijkheid
van aan deze voldoen , wordt zijne zucht tot knagen
en vernielen grootelijks vermeerderd, zoodat niet
alleen de groote fchaden aan de victualie der fche-
p en , op lange zeereizen toegebragt, aan dit gemis
moet worden toegefchreven, maar ook dat dezelve ,
benevens een nog veel grooter onheil, het geheel
doorknagen namelijk van de boorden zelfs der fche-
p en , en dienvolgens derzelver geheele verlies door
«ene gemakkelijke en thans reeds gelukkig in gebruik
gebragte voorziening kan worden voorgekomen.
2. Mus musculus , Linn. Spec. 13. De Huismuis.
Le Souris. The Common Moufe. Die Hausmaus.
B uffon, To«. VII. PI. XXXIV. S chreber, Tab. CLXXXI»
. Kenteeken. Offchoon aanmerkelijk kleiner, heeft
«chter de huismuis, zoo in uiterlijke gedaante, als
in woonplaats en aard, veel overeenkomst met de
ra t; het bovendeel van den kop eenigermate eirond
afloopend, de fnuic met lange borflelharen bezet;
zwarte glinHerende groote oogen, de ooren groot,
dun , eirond, onbehaard en wijd open Waande; aan
de voorpooten 4 vingers (echter zonder duimnagel-
tje) , de achterpooten met 5 vingers ; de Waart lang
befehlt bd, bijna geheel onbehaard; de kleur van den
k o p , rug en pooten meestal blaauwacluig zw ar t,
H 5 naar'