
1822. maar dat zij door een Gouvernement als dat, hetwelk hij de eer had
te vertegenwoordigen, zoodra het met hun wangedrag was bekend
geworden, streng werden gestraft, gelijk ook u it de demissie van
den luitenant Blanken gebleken was. Nadat het hem gelukt was
eenigermale het vertrouwen der bevolking te w in n en , poogde hij
hare oogen te openen voor hären ellendigen toestand, ten gevolge
der willekeur en der knevelarijen waaraan zij was blootgesteld, en
haar verlangen op te wekken om te gehoorzamen aan een Gouvern
ement, dat overal door vaderlijke zorg voorspoed en welvaart
trachtte te verspreiden en geene diensten zonder behoorlijke beta-
ling verlangde *).
De inhoud van het ontworpen contract werd door den heer Gro-
novius aan den Pangeran van Landak medegedeeld en verklaard, ter-
wijl hij hem onder het oog bragt hoe naauw daarin zijne belangen
met die van het Gouvernement verbonden waren. Naar de gewoonte
der inlanders om in alles wat van het Europeesch gezag u itg a a t,
zonder tegenspraak te b e ru sten , — behoudens het streven om wat hun
onaangenaam wezen mag, bij de uitvoering te ontduiken, •— verklaarde
zieh ook de Pangeran volkomen bereid om de voorstellen van het
Gouvernement aan te nemen, terwijl hij zieh sleehts enkele vragen
en opmerkingen veroorloofde en in het algemeen de hoop uitdrukte
dat zijne verhouding tot het Nederlandsch gezag tot de vermeerde-
rin g zijner geringe inkomsten mögt bijdragen, wanneer dit zonder
schade voor anderen kon geschieden 2).
De overige werkzaamheden van den heer Gronovius bepaalden
zieh hoofdzakelijk tot het verzamelen van berigten omtrent de
geschiedenis en den toestand van land en volk, waarbij hij eene
ruwe topographische schets voegde. De Pangeran regeerde het land
door middel van den rijksbestuurder, die zijne bevelen uitvoerde,
en van vier Penggawa’s , over even zoo vele districten of vivieren
gesteld en ieder twee Mantri’s nevens zieh hebbende. Hunne
jurísdictie bepaalde zieh tot de Maleijers, voor wie de volgende
strafwetten golden. De moord aan een meerdere gepleegd, w e rd ,
zonder onderzoek der omstandigheden, met den dood gestraft, doch
aan een man van gelijken stand sleehts in geval de vermoorde
door geene eigen schuld daartoe aanleiding had gegeven; terwijl
de meerdere de stra f voor bet ter dood brengen van een geringere
') Gronovius HS., bl. 1, 2.
s) Gronovius HS., bl. 19, 20.
door het belalen eener boete van ongeveer f 120 aan den vorst kon 1822.
afkoopen. De doodstraf werd steeds volvoerd met hetzelfde wapen
waarmede de moord was begaan. Overspei met inwilliging der
vrouw werd gestraft met verworging der beide schuldigen, doch
verkrachting alleen door verworging van den man. Dezelfde stra f
stond op zware diefstallen, terwijl geringe sleehts met eene correc-
tie en alleen bij herhaling met verworging gestraft werden. Deze
stra f werd voltrokken met een koord uit zeven witte draden ge-
vlochten; wanneer het onder de strafoefening b rak , was de schuldige
vrij. De vader of moeder van een kind buiten echt geboren
werden gestraft met eene boete van ieder f 1 6 0 , en bij
gebreke van betaling met slavernij. Eene boete van f 4 0 werd
opgelegd aan h em , die, door den vorst of zijne Penggawa’s geroe-
pen zijnde, zonder voldoende reden lang achterbleef. De Penghoeloe
had het reg t, ten behoeve van het onderhoud der missighit (mos-
kee), boeten op te leggen aan hen die het bijwonen der openbare
godsdienst op den vrijdag verzuimden, ten bedrage van / 1 0 voor
den v o rst, f 6 voor de Penggawa’s , en voor de overige bevolking
twee of een gülden naar gelang van jaren of rijkdom. De Dajaks
hadden hunne eigene hoofden en regtspleging; het bestuur der
Penggawa’s en Mantri’s bemoeide zieh niet verder met deze heide-
n e n , dan om hen uit te zuigen en u it te plünderen. De Dajaks
waren verpligt al de hoofden van rijst en hoenders, genoeg voor de
beboeften van hun gezin , en zelfs bij feestelijke gelegenheden van
giften in geld te voorzien, en werden, zoo zij in deze leveringen
achterlijk waren, met de wegvoering van vrouwen en kinderen tot
slavernij gestraft. Bij deze willekeurige heffingen voegde zieh nog
de gedwongen handel (serah ), waardoor hun de hoofden z o u t,
tabak en andere beboeften, in ruiling voor hunne r ijs t, tegen zeer
buitensporige prijzen opdrongen. Om deze kwellingen te ontgaan,
drongen de Dajaks hoe langer hoe dieper landwaarts i n , hoe gaarne
zij zieh ook, even als de Maleijers, aan de rivieren op voor den
handel geschikte plaatsen zouden hebben nedergezet. De mijnarbeid
was door de verkeerde maatregelen der rijksgrooten schier geheel
te niet geloopen, en hield nog sleehts omtrent 1 7 0 Chinezen be-
zig i). Met den handel was het niet beter gesteld. Sleehts nadat
de Dajaks door den gedwongen handel van alles voorzien en
') Zie D. I , bl. 70, 71.