
1842. zij zieh genoodzaakt zag herstel van gezondheid in de Neilghery-hills
in zuidelijk Hindostan te gaan zoeken. Haar echtgenoot en hare
zuster volgden haar; hunne hoop om naar Borneo terug te keeren,
werd nimmer verwezenlijkt. Miss Condit huwde te Bombay den
zendeJing Allen, maar stierf kort daarna in 1 8 4 4 , terwijl Nevius
en zij ne vrouw zieh in hetzelfde jaar tot de terugreis naar Amerika
genoodzaakt zagen. Niet gelukkiger was Stryker. Na een jaar te
Batavia vertoefd te hebben, maakte hij gebruik van eene gelegenheid
die zieh hem aanbood, om met het schip Sarah Parker naar Sin-
gapoera te zeilen, vanwaar hij de reis naar Borneo dacht voort te
zetten. Hij verliet Batavia in goeden welstand, maar werd [onder
weg ziek en gaf den ge est, ju is t toen het schip de haven van
Singapoera invoer 1).
De overige broeders lieten zieh door deze rampen niet afschrik-
ken. In de maand April ondernamen de heeren Thomson en
Youngblood een grooteren togt in de binnenlanden dan tot nog toe
heproefd was, met het bepaalde oogmerk om een punt te kiezen,
ten einde zieh onder de Dajaks te vestigen. Zij doorreisden in de
eerste plaats het gebied van Landak, waar zij door de Dajaks wel
ontvangen en met geschenken van ververschingen en dienstaanbie-
dingen overladen werden. Van hunne zijde verzuimden zij geene
gelegenheid om hun eenig godsdienstig onderrigt mede te deelen,
dat altijd opmerkzame hoorders vond, en spaarden geene moei-
te om zieh met hunne verschillende dialecten hekend te maken ,
ten einde die onderling te vergelijken. Den 2 2 sten April deed de
heer Thomson alleen een uitstap naar Tinggalong, een Dajaksch
dorp op twee uren afstands van Landak en de woonplaats des
schoonvaders van een zijner gidsen. Toen hij het dorp naderde,
werd hij door eene processie van jonge lieden, die eene witle vlag
droegen en op verschillende muzijk-instrumenten speelden, onder
luid gejuich en met lilla-schoten ingehaald. Nadat hij de gaanderij
voor de woning had bestegen, werd hij door de oudsten begroet
en naar een zetel geleid, met een stuk doek van schitterende
kleur overdekt en geplaatst onder een op gelijke wijs versierden
hemel, terwijl matten van het fijnste weefsel in het rond waren
gespreid. Zij bragten hem daarop geschenken, in rijs t, eijeren en
pisangs bestaande. Nadat al het volk zieh verzameld h ad , begon
hij hun te spreken over zonde en verzoening. Zij luisterden met 1842.
aandacht en eerbied, en beantwoordden nu en dan zijne woorden
me t toejuiching. Den 2 3 8ten April bezochten de broeders Karangan,
de plaats tot welke zieh ten laatste hunne keus voor eene ves-
tiging bepaalde, en ook daar schenen de Dajaks met belangstelling
n aa r hen te hooren. Den volgenden dag woonden zij te Tobang
een feest b ij, waartoe eene menigte volks u it de omstreken was
zaamgestroomd. De aanleiding was dat aan een zoon van den
Samba een erfgenaam was geboren, waarop hij lang te vergeefs had
gehoopt. Hij had daarom de gelofte gedaan aan Djewata i) van
hem een aantal voorwerpen toe te wijden, eigenhändig door hem
vervaardigd, indien zijne bede mögt verhoord worden. Onder deze
voorwerpen, die in het rond verspreid lag en , was een kleine
tempel of woning, waarin zieh de afheeldingen van verschillende
heilige vogelen en van eene boot met riemen bevonden. De feest-
vreugde, met muzijk en dansen gepaard, w'erd door onze zende-
lingen afgewisseld door de prediking van Gods genade in Christus,
door de voorlezing en verklaring van een deel der Schrift en door
een gebed om den goddelijken zegen. Allen toonden belangstelling
en de Samba wenschte hun bij het afscheid den meesten voorspoed
op hunne onderneming. Een weinig v e rd e r, te Obah, was het volk
schier tot onbescheidenheid ongeduldig om hunne prediking te
hooren, en zelfs de vrouwen en kinderen werden daartoe bijeen-
geroepen. De broeders werden verzocht voor hunnen voorspoed
en vooral om zegen op hunnen oogst te bidden. Niet minder
welkom waren zij te Saretok. »Zoodra zij v e r n em e n s c h r ijv e n
de broeders in hun dagverhaal, » dat he t ons voornemen is hun
» goed te d o e n , beschouwen zij ons met eene soort van bijgeloovigen
»eerbied, die dikwijls moet worden teruggewezen. Zien wij een
»zieke dien wij meenen te kunnen helpen en geneesmiddelen aan-
»bieden, dan komen alle kranken, verwonden en lammen tot ons,
»alsof wij heerschappij hadden over alle kwalen. Zij vragen ons hoe
»zij zieh van goede oogsten kunnen verzekeren en wat wij van de
»vooruitzigten van het jaargetij denken; zij verzoeken ons den grond
» te hetreden waar zij wenschen te bouwen, en vragen ons waar
» zij hunne huizen moeten plaatsen om er geluk op te hebben.
»Deze groote eerbied moet echter niet als hartelijke belangstelling