
1819. Sambas, waar hij het contract met den Sultan den 239‘°n September
vernieuwde. Dewijl hier de regtspleging ook over de inlanders
geheel aan het Gouvernement was afgestaan, was de inlassching
der bepaling omtrent de verminkende straffen niet noodig, zoodat de
wijzing die de vroeger gesloten overeenkomst onderging, zieh uit-
sluitend tot de verbetering der Maleische vertaling bepaalde l).
Inmiddels bad de nieuwe resident van Sambas, de heer Reynst,
het bestuur in den loop van September overgenomen van den heer
Müller, wien de Sultan, bij zijne aftreding, als bewijs van hoog-
achling een geschenk van 4 3 tail goud (omstreeks / ’2470) aan-
bood, waarvoor hij zieh echter verpligt achtte te bedanken 2). De
heer Müller verliet het gewest dat hij gedurende een jaar had be-
stu u rd , met onbevlekte eer; want schoon hij was te kort geschoten
in bedaardheid en beradenheid, van zijn moed en trouw aan het
Gouvernement had hij herhaaldelijk de schitterendste blijken gege-
ven. Zeven malen had hij in persoon togten tegen de roovers onder-
nomen, die de rivier en kust van Sambas bezet hielden, en onder-
scheidene keeren zieh aan onverhoedsche en moorddadige aanvallen
der djoeragans en hun scheepvolk, die te Sambas ten handel kwa-
m e n , blootgesteld, door de strenge maatregelen waarmede hij hun
bedrog tot ontduiking der verordende regten zocht te weren ®).
Men erkent dus gereedelijk dat zijn opvolger het bestuur onder
hagchelijke omstandigheden aanvaardde; te grooteren lof verdient de
uilmuntende wijze, waarop hij zieh van de moeijelijke taak wist
te kwijten 4).
Eene der eerste verrigtingen van den heer Reynst was geweest, de
hoofden van Sambas op nieuw uit te noodigen om naar de hoofdplaats
op te komen. De meerdere magt waarover thans het Nederlandsch
gezag kon beschikken , bewoog hen om eindelijk, na zieh lang te
liebben laten wachten, aan die vordering te voldoen. De Pan<dima
en de overige hoofden deden alsnu de plegtige gelofte van zieh aan
de bevelen van het Nederlandsehe Gouvernement te zullen onder-
werpen en het bepaalde hoofdgeld te zullen opbrengen. De Com-
*) Verbeterd contract met Sambas van 25 Sept. (HS.).
p Muller, Memorie van April 1820 (HS.), bijlage 30 en 81.
) G. Muller, Tweede bijvoegsel tot de Memorie van April 1820 (HS.).
) Tobias HS., bl. 55. De heer Reynst vervulde later eene reeks van
gewigtige betrekkingen en was zelfs in 1844-5, na den dood van den heer
Merkus, een korten tijd waarnemend G-ouverneur-Generaal.
missaris Roesler maakte zieh echter omtrent deze beloften geene 1819,
illusiön en verklaarde in zijne rapporten aan de hooge regering
dat h e t, zijns inziens, altijd moeijelijk zou blijven om de betrekkingen
met de Chinezen onder vaste en geregelde bepalingen te
bren g en , zoolang hunne bestaande constitutie bleef voortduren en
niet de eene kongsie van de andere onafhankelijk werd gemaakt,
zoodat elke in het bijzonder aan de onmiddellijke bevelen van den
resident onderworpen werd. Voorts wilde hij dat men de nieuw
aankomende Chinezen niet tot de mijndistrikten zou toelaten , dan
nadat zij te voren het gezag van het Gouvernement volledig erkend
h ad d en , of liever nog dat m en , zoo mogelijk, de bepalingen van
het door de Compagnie met Pontianak in 1 7 7 9 gesloten traktaat
weder in werking brengen en tevens tot Sambas uitstrekken z o u ,
volgens welke de Sultan geene vaartuigen mögt toelaten die niet
behoorlijk van passen voorzien waren, en alle vreemde Europeanen,
Djohorezen en » met hunne jonken uit China körnende Chinezen”
voor altijd uit zijn gebied moest weren. Wanneer op deze wijze
de aanvoer van Chinezen kon gestremd worden, zouden, dus meende
de heer Roesler, de thans verdrukte inboorlingen langzamerhand
in hunne regten hersleld en tevens ter gunste van het Nederlandsch
gezag gestemd worden 1).
ik mag van de verrigtingen van den Commissaris Roesler op
Rorneo niet afstappen , zonder met een woord te hebben gewaagd
van zijn onderzoek naar de werking van het zoutmonopolie. Het
geldgebrek dat zieh kort na het vertrek van den Commissaris
Nahuys in de kassen onzer etablissementen op de Westkust open-
b a a rd e , was vooral töegeschreven aan het nog niet in werking
brengen van dit middel, w'aarvan men grooter voordeel dan van
eenig ander verwachtle. Het Gouvifnement had zieh daarom gehaast
deze aangelegenheid, bij besluit van 1 4 Mei 1819 2) , gelijkmatig
voor de verschillende etablissementen te regelen, en alzoo
te bepalen dat de handel in zout op Pontianak, Mampawa en
Sambas uitsluitend door het Gouvernement zou gedreven en op
al deze plaatsen in ’s lands pakhuizen het zout in geen mindere
hoeveelheid dan een pikol, en tegen een prijs van vier gülden
en vijftien stuivers Indisch de p ik o l, zou worden afgeleverd.
’) Van Lijnden T. N. | | bl. 174, 175. Vgl. D. I , bl. 262.
s) Opgenomen in het Staatsblad, n°. 44.