
1822. door het Gouvernement en een vast inkomen aau den Sultan toe-
gelegd verre de voorkeur zouden verdienen, gelijk hij het ook
afkeurde dat art. 11 en 1 2 de regtsmagt van het Gouvernement
tot de Europeanen en Chinezen b eperkten, in plaats van die*
gelijk het contract met Sambas, tot de gansche bevolking u it te
strekken. Deze beschouwingen wezen van zelve de veranderingen
a an , in een nieuw contract met Ponlianak te bren g en , hetwelk
tevens eene bepaalde omschrijving van het grondgebied en de onder-
hoorigheden des rijks zou moeten bevatten. Daar de Commissaris des
Sultans aandeel in de rijksinkomsten op omtrent f 37,000 stelde,
eene sotn die naauw toereikend kon geacht worden, naardien onder
zyne uit ruim 3 0 0 leden bestaande familie slechts weinigen eigen
middelen van bestaan hadden, sloeg hij voor een vast inkomen
van f 52,000 daarvoor in de plaats te ste llen , oordeelende dat het
verschil gemakkelijk zou gevonden wo rd en , zoodra de Chinezen tot
eene belere betaling der hoofdgelden zouden genoodzaakt z i jn 1).
Gedurende zijn verblijf te Pontianak vestigde de heer Tobias ook
zijne aandacht op de zaken van Mampawa. Ook in het contract
met dat gewest wenschte de Commissaris de regtsmagt van het
Gouvernement tot de inlanders te zien uitgebreid, in overeenstem-
ming met het contract met Sambas, en den invloed van het
Gouvernement op de troonsopvolging verzekerd te zien, gelijk in
dat met Pontianak. Ofschoon de Panembahan hem den wensch
uitdrukle dat hij door zijn schoonzoon Aboe-Bekr, den zoon van
Sultan fiasim, mögt worden opgevolgd, achtle de heer Tobias, den
invloed der Arabieren te Mampawa willende fn uiken, dit minder
raadzaam, en beval hij des vorsten eenigen zoon, Mas Draman ,
ofschoon uit een bijwijf gesproten, als opvolger aan. Daar de hooge
jaren van den Panembahan zijn plotseling overlijden zeer mogelijk
maakten, gelastte hij den resident van Pontianak, zoo dat geval
zieh mögt voordoen, het bestuur voorloopig aan eenige daartoe
door den Commissaris aangewezen inlandsche hoofden op te dragen,
totdat de beslissing van het Gouvernement zou verkregen zijn.
Voor ’toverige achtte de heer Tobias het wenschelijk, den invloed
van Pontianak te Mampawa aliengs zooveel mogelijk te ondermij-
n e n , door de jaarlijksche bedevaartreizen van den Sultan derwaarts,
bij welke hij door alle Boeginezen en Maleijers vergezeld we rd, te
') Tobias HS., bl. 52—54, 57, 94.
ontmoedigen en de Arabische Seijids zooveel mogelijk vandaar te 1822.
verwijderen. In overeenstemming met de militaire rapporten van
den luilenant-kolonel Meynhardt, waarvan ik straks zal gewagen,
achtte ook hij wenschelijk aan Mampawa, wegens zijne günstige
ligging, meer aandacht te wijden dan tot dusverre geschied w a s 1).
Onder de plannen van den heer Tobias bekleedde verder eene
aanzienlijke plaats de uitbreiding van het Nederlandsch gezag tot
de binnenwaarts gelegen staten van het stroomgebied der Kapoeas,
waardoor het Gouvernement de gelegenheid zou erlangen ora meer-
deren invloed te oefenen op de bevolking der binnenlanden, de
handelsaangelegenheden op beteren voet te brengen, en de rijkdom-
men des lands beler te leeren kennen en te exploiteren. Hij hield
zieh overtuigd dat het geenszins moeijelijk zou zijn, Sultan Oth-
man, die de aanspraken zijns voorgangers op Tajan reeds verworpen
h ad , tot een formelen afstand van dat gewest te bewegen. De on-
eenigheden nog allijd in dat rijkje heerschende, zouden, zoo meende
h ij, den naauw lßjarigen vorst, Goesti Mekka, zeer geneigd waken
om zieh onder de bescherming van het Nederlandsch Gouvernement
te stellen en een contract aan te g a an , waarbij de Commissaris
voorstelde hem tevens tot Panembahan te verhelfen. Met
h e t oog op deze aanslaande regeling gaf hij bevel dat Tajan dade-
lijk weder door een detachement Soldaten zou bezet worden 2j.
De regten van Pontianak op Landak beschouwde de heer Tobias
na gezet onderzoek als geheel hersenschimmig; daar zij echter door
vroegere Commissarissen ingewikkeld erkend waren, meende hij
dat ook hier een formele afstand door den S u ltan , die aan even
weinig zwarigheid onderhevig zou z ijn , aan de regeling onzer ver-
houding lot dit gewest moest voorafgaan. Die regeling, welke het
Gouvernement een aandeel in de winsten der diamantgraverij ver-
zekeren en tevens de gelegenheid tot proefnemingen ten aanzien
der cultures verschaffen z o u , moest als zeer gewenscht beschouwd
worden. Daar het intusschen den heer Tobias gebleken was dat
Landak reeds in 1 7 7 8 door Bantam aan de Compagnie was afge-
sta an , meende hij dat het nieuwe contract met den vorst van dat
rijkje te sluiten, op de erkenning dier oude regten rüsten moest 3).
*) Tobias H S ., bl. 58—61.
s) Tobias HS., bl. 56, 61, Verwikk., bl. 300.
s) Tobias HS., bl. 51, 56, 61, vergeleken met het later aan te halen
contract met Landak van 30 Nov. 1822.