
1831. wenschte zij het plaatsen van bezettingen te vermijden, en gaf zij
in bedenking, van den afstand van Serawak en de aangrenzende
distrikten maar niet te reppen, dewijl eene zoodanige bezetting als
werkelijk den sluikhandel zou kunnen voorkomen, zeker moeijelijk
en kostbaar zou zijn. Maar vooral zag zij op tegen de uitgaven
vereischt voor een zoo luisterrijk gezantschap als door den resident
was voorgesteld, en gaf in overweging daarvoor, vooreerst a lthans,
geen Europeschen ambtenaar te bestemmen, maar den resident op
te dragen voorloopig slechts een geschikt inlander derwaarts te zen-
d en , ten einde eene deputatie van de zijde van Broenei uit te lok-
k e n , die d an , zoo n o o d ig v a n onzen kant kon worden afgehaald.
Na de inwinning van dit advies nam de Gouverneur-Generaal een-
voudig een besluit waarbij hij den resident gelastte, door middel
van den rijksbestierder van Sambas, wiens bloedverwanten in Broenei
gevestigd waren, te doen onderzoeken of er eenige kans zou
zijn om met den vorst van dat rijk een contract in het belang
van onzen handel te sluiten *).
De uitvoering van dit besluit werd door den heer Gronovius aan
den adsistent-resident van Sambas opgedragen, doch eer daaraan ge-
volg kon gegeven worden, was, gelijk wij gezien hebben, de rijksbestierder
van Sambas tot Sultan verheven. De nieuwe Sultan ver-
klaardezich bereid, tot bevordering van het doel des Gouvernements,
zelf een gezantschap naar Broenei af te vaardigen met eene hem
toebehoorende b r ik , onder voorwaarde dat de kosten van de ge-
schenken aan den Sultan van Broenei aan te bieden, de soldij der
equipage en het onderhoud des gevolgs van he t gezantschap door
he t Gouvernement zouden gedragen worden. De keuze voor een
gezant viel op den Pangeran Tommenggong, die door den Sultan
van Sambas met de overbrenging van een brief en geschenk, be-
staande in een geweer en een koppel pistolen, aan den Sultan van
Broenei belast werd. In dezen brief gaf Sultan Omar Akama’d-din
kennis van zijne troonsbestijging, drong aan op de voortduring
der goede betrekkingen tusschen de beide r ijk e n , en droeg den
wensch van den Gouverneur-Generaal ten aanzien van het te sluiten
1832. contract aan den Sultan van Broenei voor. E r verliep meer dan
een jaar eer het gezantschap, belast met brieven van Sultan Omar
*) Off. Stukk. HS., bl. 346, 345—352, 354—356, van Hogvell L ,
bl. 67—69.
Ali en van dePangerans Abdoe’l-moemin en Moeda Hassim, en met 1832.
een tegengeschenk van twee lilla’s , twee slaven en eenige krissen
en andere wapenen, te Sambas terugkeerde. Het was den Pangeran
Tommenggong niet gelukt, den Sultan van Broenei van de wensche-
lijkheid der overeenkomst met het Nederlandsch Gouvernement te
overtuigen. Deze beriep zieh op de onbekendheid der bevolking
van zijn rijk met de Europesche gebruiken, en op de vrees die
een groot deel der bewoners van Borneo s Noordkust, u it hoofde
hunner zeerooverijen, voor het Nederlandsch gezag gevoelde, om
alle voorstellingen van dien aard van zieh te wijzen. De kosten van
dit geheel nutteloos gezantschap bedroegen nagenoeg f 12,000. Van
de geschenken werden de slaven dadelijk vrijgegeven, de lilla’s op
de kruispraauwen geplaatst, terwijl den Sultan van Sambas, op
zijn verzoek, vergund werd de overige wapenen voor zieh te houden *).
Günstiger was de afloop der maatregelen door den resident, kort 1831.
na zijne terugkomst van Batavia, ten aanzien van Sangouw geno-
men. Het terugtrekken onzer posten u it de bovenlanden, tijdens
h e t bestuur van den Commissaris-Generaal du B u s, had weldra de
contracten met de staten van het Rapoeas-gebied weder doen ver-
vallen. Het gevolg hiervan was dat de vaart op de riv ie r, tot groote
schade van den handel van P o n tian ak , door zware tollen en
andere vexatien gestremd werd. Door eene expeditie van inlanders
tegen Sangouw, aangevoerd door den Pangeran Bandhara van
Pontianak, wist de heer Gronovius aan de vorsten der binnenlanden
het noodig ontzag in te boezemen. Hij maakte zelfs van deze
gelegenheid gebruik om in Sangouw, in overeenstemming met den
wensch der bevolking, de regering te veränderen en den Pangeran
Agong, onder den titel van Panembahan, tot vorst te verhelfen. De
vrije vaart op de Kapoeas werd nu dadelijk h e rs te ld , en den 1
Januarij 1 8 3 2 sloot de resident, om het ontstaan van nieuwe rede- 1832/
nen tot misnoegen te voorkomen, te Pontianak met den Panembahan
een contract, terwijl ook de vorsten van Sila t, Sintang en Seka-
douw hunne instemming met de door den vorst van Sangouw aan-
gegane verbindtenissen schriftelijk te kennen gaven. Aan den Pangeran
Bandhara van Pontianak werd, tot belooning zijner voortreffelijke
d ien sten , gedeeltelijke kwijtschelding verleend van de voorschotten,
hem vroeger door het Gouvernement gedaan, terwijl de resident bij