
1844. »digheden en moeijelijldieden verkregen hebben Het is dus te
» verond erstellen, dat zij zieh niet ligt vrijwillig onder eenige
»heerschappij zullen willen stellen en alles zullen opofferen om
»hunnen tegenwoordigen Staat van onafhankelijkheid te behouden.
»Inmiddels, zoo als het mij is voorgekomen, begeeren zij voor
» het tegenwoordige de ru s t en zullen niet dan aangerand wordende
»naar de wapenen grijpen. Het laatste gesprek dat ik met de
»hoofden van Tai-kong gehouden h eb , heeft mij overtuigd dat zij
»de gedurige aanvallen en vijandelijkheden der Dajaks moede zijn.
»Zij hebben mij ronduit verklaard dat zij niet naar deze kust
»zijn overgekomen om te oorlogen, maar alleen om hunne fortuin
»te verbeteren 1).”
Eenige maanden na dit bezoek te Montrado werd de heerBaum-
gardt verplaatst en als assistent-resident van Sambas vervangen door
den heer G. M. van de Graaff 2). Öok was, ongeveer een half jaar
te voren, de heer A. L. Weddik tot Commissaris-Inspecteur voor Borneo,
Riouw en Lingga benoemd 3). De aanleiding tot deze benoeming
is niet moeijelijk te vinden. Het Indisch Gouvernement had ten
laatste zijne aandacht begonnen te vestigen op de handelingen van
den heer Brooke, nu vooral, nu er meer en meer sprake kwam
van de plannen der Britsche regering om zieh op Borneo’s Noord-
k ust te vestigen, hetzij dat Brooke daartoe Serawak aau het Gouvernement
afstond, hetzij dat de Sultan van Broenei tot den afstand
van het eiland Laboean werd bewogen 4). Hierbij kwam de zonderlinge
onderneming van een Britschen avonturier, wien Brooke’s voorbeeld
tot navolging schijnt geprikkeld te hebben, om zieh te vestigen en
grondgebied te verwerven in een gedeelte des eilands dat bepaal-
delijk het oppergezag van Nederland erkende. De heer Erskine
Murray had herhaaldelijk aan den heer Brooke geschreven , met
*) Van de Graaff E., bl. 68, 69.
*) Almanak v. N. I. voor 1845, bl. 73, Javasche Cour, van 13 Nov. 1844.
3) Javasche Courant van 15 Mei 1844.
4j Zie b. v. St. John, I I , p. 296, 304, 309, Mundy, I , p. 339. TJit
de laatst aangehaalde plaats blijkt dat Brooke de tegenwerpingen van Holland
tegen zulk eene vestiging op grond van het traktaat van 1824, reeds
in 1843 voorzag: //It will probably be urged by the Dutch, that under the
»treaty of 1824 no European nation can hold land in Borneo, but it is
//evident from the wording of the twelfth article, that it refers solely to
»the islands to the south of Singapore, which lie between that settlement
" and Java, for if it were not so, both Australia and New-Zealand are
»within the limits specified.’’
aanbod om zieh by hem te voegen, doch geene aanmoediging 1844<
van die zijde ontvangende, schijnt hij dit plan opgegeven en be-
sloten te hebben thans voor zieh zelven te handelen. Hij rustte te
Hongkong in China twee schepen u it, met 6 0 of 70 Engelsche
zeelieden bemand, waarmede hij in November 1845 onder zeil
ging. Hij deed het eerst Sambas aan, waar hij eenige dagen ver-
toefde, en bezocht vervolgens Banjer-massin, overal uitgevende dat
het doel van zijn togt louter wetenschappelijk was. Doch het te
Hongkong verschonende dagblad »the Friend of C hina ” had reed3
vooruit zijn oogmerk verraden om eene kolonie op Borneo te
stichten. Te Banjer-massin wekte dan ook zijn gedrag de achter-
docht der Nederlandsche autoriteiten, en in April 1844 werd de
tijding te Batavia ontvangen dat de heer Murray, na 21 dagen lang
met den Sultan van Koetei over eene vestiging in dat gebied te
hebben onderhandeld, door dfen vorst was aangevallen en in den
strijd gesneuveld. De brieven door den heer Murray aan den Sultan
geschreven en na zijn dood gevonden, getuigden van denzelfden
vijandigen geest tegen het Nederlandsch gezag, dezelfde zucht om
diens invloed bij de inlandsche vorsten tegen te w e rk en , die de
eerste stappen van Brooke hadden gekenmerkt 1). Maar de Britten
waren op dat oogenblik niet de eenige vreemde n a tie , die het oog
op Borneo had doen vallen. De romaneske onderneming van Brooke,
die oppervlakkig beschouwd tot het tijdvak derdolende ridders scheen
te behooren, en die toch zulke verwonderlijke uitkomsten had op-
geleverd, had de blikken der geheele beschaafde wereld naar dit eiland
gerigt. Frankrijk had op dat tijdslip een sterk eskader in de wateren
van den Archipel, en werd verdacht gehouden van een plan omde
Soeloe-eilanden in bescherming, te nemen als een middel om zieh een
aandeel in den handel van Borneo te verzekeren; Amerika liet be-
geerige blikken vallen op de steenkolen van Broenei en trachtte
zieh daarvan he t monopolie toe te eigenen; en men sprak zelfs van
plannen bij de Belgische en Pruissische regeringen om eene kolonie
op Borneo te vormen 2).
*) Met een woord is hierover reeds gesproken Inleiding, bl. l x x i v .
De naauwkeuriger bijzonderheden hier aan het vroeger gezegde toegevoegd,
zijn geput uit Brooke, II, p. 13, 14, 17—19, en de nota’s van den Ambassadeur
Dedel in Papers relative to Borneo, p. 35, 38, 39. Brookenoemt
de poging van Murray »a rash and ill-advised adventure” en schildert in
Sterke kleuren de dwaasheid zijner onderneming.
s) Van dit een en ander is dikwijls sprake in de brieven van Brooke,