
1831. pra auwen, bemand met 22 0 0 koppen, waartoe ook door Mampawa
een contingent was geleverd. Men besluit echter niet dadelijk of-
fensief te handelen, maar vooraf den weg der onderhandeling te
beproeven, en schrijft aan de kongsie te Montrado met den eisch
dat zij de sampans, met bemanning, wapening en lading, zal uit-
leveren, of anders zieh aan eene boete van 1 0 0 0 tails goud (om-
streeks /TO,000) zal onderwerpen, met mededeeling dat de rijken
van Pontianak, Mampawa en Sambas, hunne belangen uit hetzelfde
oogpunt beschouwende, thans bunne magt vereenigd badden om de
kongsie des noods met geweld tot de nakoming van haren eed te
noodzaken. De Chinezen , wien zoo aanzienlijke magt ontzag in-
boezemde, toonden zieh niet ongeneigd om in eene schikking te
tred en , maar drongen aan op eene verzachting der al te drukkende
voorwaarden, die echter van onze zijde geweigerd werd. Inmiddels
gaf de resident, bij een schrijven van den 1 9 den September, aan de
hooge regering van dezen stand van zaken kennis, de meening uit-
drukkende dat die, zoo daarvan voorzigtig gebruik werd gemaakt,
uithoofde der meerdere gedweeheid door de Chinezen betoond , tot
eene meer voldoende regeling hunner verhouding tot bet Gouvernement
zou kunnen leiden. Van die gedweeheid, voornamelijk het
gevolg, zoo het sch ijn t, van gebrek aan levensmiddelen, gaven zij
nagenoeg terzelfder tijd een nieuw bewijs, door zieh tot den Sultan
van Sambas te wenden met verzoek om zijne bemiddeling, opdat
zij vergiffenis van het Gouvernement voor hunne vergrijpen erlangen
mogten. Zij boden daarbij aan, eene jaarlijksche schatting te
betalen, op voorwaarde slechts dat he t Gouvernement zieh niet in
b u n midden vestigen en de tollen op de naar hunne distrikten ver-
voerde goederen weder afschaifen zou. Ook de groot-kapitein van
Mandor wendde zieh tot den resident met het verzoek om de tollen
weder door eene schatting te doen vervangen.
Dit was intusschen een punt waaromtrent de resident niet eigen*
magtig beslissen kon, en de noodzakelijkheid om het gevoelen der
hooge regering in te w in n en , schoof de beeindiging der geschillen
op de lange baan. Een schrijven van den resident van den 2 5 stea
September onderwierp de volgende voorwaarden waarop de vrede
met de Chinezen zou gesloten worden, aan het oordeel van den
Gouverneur-Generaal. De Chinezen in het gebied van Pontianak,
Mampawa en Sambas zouden uitdrukkelijk het Gouvernement als
eenig Opperheer dier gewesten erkennen (art. 4). De vier onder
den naam van Fo-sjon vereenigde kongsies zouden vergiffenis erlan- 1831.
gen van al hunne misdragingen (art. 2). Het Gouvernement zou
zieh verbinden om zieh noch in de Chinesche distrikten te vestigen,
noch zieh met het inwendig bestuur der kongsies te bemoeijen,
mits alleen doodvonnissen vöör de uitvoering aan de goedkeuring van
den resident onderworpen en de onderlinge geschillen der kongsies
aan hem als scheidsregter voorgelegd werden (art. 3). De Chinezen
zouden beloven aan de dienaren van het Gouvernement den verschul-
digden eerbied en alle gevorderde hulp te bewijzen (art. 4). Door
de gezamenlijke Chinesche kongsies zou eene recognitie ten bedrage
van / 30,0 0 0 ’s jaars in stofgoud, in nader te bepalen termijnen,
aan het Gouvernement worden opgebragt (art. 5). Het Gouvernement
daarentegen zou alle tollen op de goederen, tz ij te rz e e ö f te r
lan d , naar de Chinesche districten vervoerd, geheel opheffen, met
belofte van die nimmer weder te zullen invoeren (art. 6); terwijl de
Chinezen, ook van hunne zijde, zieh verbinden zouden om geene
reg ten , onder welken naam ook, ten behoeve hunner eigene kas
van die goederen te zullen eischen (art. 7). Alle vaartuigen in
de Chinesche rivieren körnende, die niet door de eerste civiele
autoriteit te Pontianak, Mampawa of Sambas van passen voorzien
waren, zouden als smokkelaars beschouwd, en door de kongsies,
op verbeurte eener boete van / 1 0 ,0 0 0 zilver, aangehouden en aan
het Gouvernement uitgeleverd worden (art. 8). Eindelijk zou het
Gouvernement aan de Chinezen alle mogelijke bescherming, zoo ter
zee als te la n d , vooral tegen de aanvallen der Zee-Dajaks en andere
zeeroovers, waarborgen, en te dien einde niet slechts de noodige
kruisers op de kust stationneren, maar op een der nabijgelegen ei-
landen, dat daarloe het best geschikt zou geaeht worden, een fort
bouwen en in weerbaren Staat onderhouden (art. 9). Tot toelichting
van dit voorstel merkte de resident nog o p , dat de in 1827 inge-
voerde tollen slechts omstreeks / 2 0 ,0 0 0 ’s jaars opleverden, en bo-
vendien bijna even bezwarend waren voor den inlandschen hande-
la a r, die ze moest voorschieten en in sommige gevallen tevens nog
door de hefiing van regten ten behoeve der kongsies geplaagd werd,
als voor de Chinezen zelven. Door de gelijktijdige afschafliug vau
de tollen en door de Chinezen gevorderde regteu zou eene groote
dienst aan den inlandschen handel bewezen worden. Op zieh zelve
reeds zou eene recognitie van / 3 0 ,0 0 0 , die de kongsies naar goed-
vinden onderling konden verdeelen, aan het Gouvernement een meer