
EERSTE HOOFDSTUK.
Algcmeene opmerkingen over ethnographie der Dajaks. — Hnn ligchaams-
bouw. — Het menigvuldig voorkomen van albino’s. — Kropgezwellen. — De
koerab. — SiphilisT — Kinderziekte. — Koortsen en dysenteriën. — Verstan-
delijke Vermögens. — Ta^ii. — Middelen der Dajaks om banne gedachten aan
afwezenden mode te deelen. — Gezangen, vertellingen en raadsels. — Reken-
kunde. — Tijdrekening. — Geneeskande. — Smaak. — Mnzijk-instrnmenten. —
Dansen. — Beeidende kansten. — Zedelijke eigenschappen. — Vrijmoedigbeid. —
Lijdzaambeid. — Beschuldiging van lafhartigheid. — Zorgeloosheid en traag-
heid. — Dankbaarheid. — Matigheid. — Knischheid. — Goede behandeling
der vrouwen. — Eerlijkbeid. — Wreede gebruiken. — Oordeel van Ida Pfeifer
over het karakter der Dajaks.
—«*»»<» —
Het kan van den geschiedschrijver van Borneo niet gevergd worden
dat hij in eene uilvoerige beschrijving trede van de eigen-
aardigheden aller vo lk en , die zieh achtereenvolgens op dat eiland
hebben gevestigd. Die volken w elke , terwijl hun voorname zetel
elders gevestigd i s , zieh hier slechts als kolonisten vertoonen, be-
hoeft hij ongetwijfeld slechts te doen k en n en , voor zooverre zij in
deze hoedanigheid zieh door iets kenmerkends onderscheiden en
eene bijzondere rigting volgen. De Maleijers, Boeginezen, Ara-
bieren op Borneo’s Westkust vereischten in ons werk geene breede
beschrijving,^ dewijl zij zieh hier weinig anders dan overal elders
voordoen; de Chinezen vorderdert meer bijzonder onze aanda cht,
omdat de Chinesche kolonist in den A rch ip e l, en inzonderheid op
Borneo’s W e s tk u s t, zieh in een geheel ander licht v e rtoont, dan
de burger van het Hemelsch Rijk. Maar inzonderheid mögen de
oorspronkelijke bewoners van Borneo, de Dajaks, aanspraak maken
op eene breedere beschrijving van hun voorkomen, zeden en in-
stellingen. Gelijk wij gemeend hebben de beschrijving der Chinesche
kolonien daar te moeten inlasschen, waar zij zieh meer
zelfstandig in de geschiedenis beginnen te vertoonen, zoo hebben