
ZESDE HOOFDSTUK.
Expeditie onder den Geiagliebber Hartmann naar Sintang. — Opheffiog der
tollen te Sangouw en Tajan. — Een post te Sangouw geresligd. — Vertrek
naar Sintang. — Instellingen van dat rijk. — Regeling van bel bestuur te
Sintang. — Togt naar Djongkong en ontdekkjng van het Maleische meir. —
Vestiging van een post te Sintang en terngreis naar Pontianak. — Tweede reis
van den beer Hartmann naar de bovenlanden. — Bezoek te Merengkiang.
Strooptogt van den Pangeran Ratoe van Sangouw op het gebied van Sadong.—
Verrigtingen van den Gezaghebber te Sangonw. — Klagten van den Pangeran
van Sekadouw over de werking van het contract. — Hagchelijke toestand van
het garnizoen te Sintang. — Onrust door Pangeran Aria verwekt. — De heer
Hartmann bezoekt de Melawi en Batang.Kajan. — Zijne verrigtingen te Silat,
Soeheid , Salimbonw en Oelah-Lampong. — Zijne gedachten over het nut der
nitbreiding van ons gezag tot de bovenlanden.
1823. De heer Hartmann was naauwelijks van zijne reis naar Matan
teruggekeerd, of hij beijverde zieh gevolg te geven aan den la st,
hem door den Commissaris ve rstrekt, om eene militaire vertooning
in de binnenlanden te maken en te Sintang een garnizoen te vesti-
gen. De heer Gronovius had na zijn rapport van 7 Nov. 18 2 2 niet
stil gezeten, maar, in zijne hoedanigheid van assistent-resident der
binnen- en bovenlanden aan de Kapoeas, den togt van den heer Hartmann
door het opzamelen van berigten zooveel mogelijk voorbereid,
loen de expeditie, sterk omirent 1 0 0 m an , ingescheept op de flotilje
van Radja Akil en verzeld door twee kanonneerbooten, in September
1 8 2 3 van Pontianak vertrok 1). Omstreeks het begin van October
') Hartmann HS. H , bl. 2; vgl. boven, bl. 136, 207. De heer Hartmann
verwijst in dit stuk wegens een deel zijner handelingen naar onder-
scheidene missives, door hem aan den Gouv. Generaal gerigt, en wegens
zijnen togt van Sintang naar de meiren, naar een daarover gehouden dag*
register. Deze stukken heb ik tot mijn leedwezen niet kunnen raadplegen.
De volledigheid en misschien ook juistheid van mijn verhaal zal daarom
misschien wel iets te wenschen overlaten.
bereikte zij Sangouw. De vorst van dat rijk , wien de berigten van 1823.
dat tijdvak den titel van Sultan geven ML had sedert vele jaren met
zijne naburen de vorsten van Sekadouw en Sintang in vijandschap
geleefd, ten gevolge zijner pogingen om zieh van den handel längs
het bovendeel der Kapoeas uitsluitend meester te maken. Niet slechts
had hij den zout-handel geheel aan zieh gebragt, maar bovendien
alle verkeer met de hooger gelegene landen door ondragelijke tollen
bezwaard 2). Dergelijke tollen werden ook te Tajan en e ld e rs ,
maar nergens tot zulk een hoog bedrag als te Sangouw gevorderd.
Het hoofddoel van den Gezaghebber bij zijn bezoek aldaar was de
opheffing dezer bezwaren te verwerven; en werkelijk gelukte het
hem bij eene overeenkomst, den 4 October met den Sultan van
Sangouw gesloten, de afschaffing van het zout-monopolie en der
tollen te bedingen. Ten einde echter geen half werk ten behoeve
van het binnenlandsch verkeer te v e rrigten, zond bij nu tevens den
assistent-resident Gronovius naar h e t lager aan de rivier gelegen
Ta jan, om ook daar eene poging tot opheffing der tollen te be-
proeven. Dit gelukte tegen eene schadeloosstelling aan den vorst
van /'1 0 0 0 ’s jaars. Den vorst van Sangouw werd evenzoo eene
jaarlijksche schadeloosstelling van ^ 2 0 0 0 aangeboden, doch hij
wees die beleefdelijk af, zonder eene voldoende reden daarvoor op te
geven 3).
De heer Hartmann was over zijn bezoek te Sangouw bijzonder
voldaan en met den vorst zeer ingenomen. Hij verheugde zieh te
meer over zijne inschikkelijkheid, daar hij gelegenheid had zieh te
overluigen dat het voor het Gouvernement van groot belang was in
goede verslandhouding met hem te leven, naardien hij niet slechts
in zijn r ijk , maar overal in de binnenlanden groot aanzien genoot.
Later vernam hij herhaaldelijk de verklaring, dat zoo de Sultan
van Sangouw zieh aan het Gouvernement onderwierp, de verder
bovenwaarts wonende vorsten zijn voorbeeld gereedelijk volgen zou-
den. Gelukkig dus dat de vijandige geest, die zieh hier vroeger
tegen het Gouvernement had geopenbaard, thans geheel was gewe-
ken *, te meer daar de forlificatien rondom Sangouw opgeworpen,
') Hartmann HS. H , bl. 6; vgl. D. I, bl. 44.
’) Gronovius, bl. 346, Hartmann HS. H , bl. 6.
s) Hartmann HS. I I , bl. 6 , 7. Yolgens Gronovius, bl. 345, bedroe-
gen de tollen te Tajan / 4 voor ieder opvarend vaartuig, behalve de Chi-
nesche bandongs, van w e lk e /24 gevorderd werd.