
1846. Maar ofschoon ten aanzien der Chinezen het stelsel van onthou*
ding eerst in 1 8 5 0 verlaten is , heeft het in de meeste andere
opzigten reeds in 1846 voor een ander stelsel moeten plaats ma-
k en , waarom wij geregtigd zijn dat jaar als de grens van het
tijdvak der verwaarloozing te beschouwen. Het verbod aan de assistent
residenten van Sarnbas en Pontianak otn de binnenlanden te
bezoeken, werd dadelijk door den heer Rochussen opgeheven *), en
den 28 sten Februarij 1 8 4 6 verscheen het gewigtig besluit dat de
grenzen en territoriale indeeling van ons gebied op Borneo bepaalde,
en den heer Weddik, wiens nasporingen daartoe den weg hadden be-
re id , tot Gouverneur van geheel Nederlandsch-Borneo benoemde 2).
Die benoeming leidde wel is waar niet tot zijne blijvende vestigingop het
eiland, en werd zelfs drie jaren later weder ingetrokken 3); maar op het
geheel der organisatie van 1846 heeft dit weinig invloed geoefend, en de
kracht van den stoot in dat ja ar aan den gang der zaken op Borneo
gegeven, is daardoor niet aanmerkelijk gebroken. Bij de bedoelde
organisatie werden de grenzen der re sid en ten Sambas en Pontian
a k , die te zamen de Wester-afdeeling zouden uitmaken, naauw-
keurig omschreven. De eerste omvatte alleen het rijk van Sambas,
waarvan de juiste grensbepaling werd opgenomen in artikel 2 van
het contract, door den heer Weddik, den 7den November 1848, met
den nieuwen Sultan van Sambas, Aboe-bekr Tadjoe’d-din 4), geslo-
t e n , en den 9den Januarij 18 4 9 door den heer Rochussen goedge-
keurd 5). Aan den resident van Pontianak werd, behalve het on*
middellijk gezag over Mampawa, L a n d a k , Koeboe, Simpang, Suk-
kadana en Matan, ook het middellijk over het gansche gebied der
Kapoeas opgedragen, waarom de kundige van L ijn d e n , in Junij
1 8 4 6 tot dien post benoemd 6) , in het volgende jaar de staatjes
sistent-residentie Montrado”, en de bovenlanden aan de Kapoeas onder den
naam van //assistent-residentie Sintang” onder het regtstreeksch gezag van
Nederlandsche beambten gesteld zijn, terwijl Tajan, Meliouw en Landak,
onder het beheer van een controleur, aan de residentie Pontianak zijn toe-
gevoegd, kunnen voorloopig het best gekend worden uit de rapporten van
den Commissaris Prins van 14 November 1854 en 24 April 1855, onder
andere te vinden in de Indier van 24 Februarij (n«. 16) en 7 Julij (n°.
54), 1855.
4) Rochussen, bl. 34.
2) Zie Inleiding, bl. xciv.
8) Zie Inleiding, bl. xcv.
4) Zie boven, bl. 486.
6) Zie dit contract in het T. v. N. I., Jaarg. 1853, D. I, bl. 198—200.
6) Nat. Tijdschr. v. N. I., D. I II, bl. 493.
längs de rivier bezocht, ten einde de contracten met de vorsten te 1846.
vernieuwen 1). Terwijl verder in 18 4 6 de gezaghebber te Sukka-
dana, von Dewall, als assistent-resident naar Koetei verplaatst 3) en
met belangrijke reizen en nasporingen op de Oostkust belast werd;
terwijl den heer Schwaner werd opgedragen, de binnenlanden van
Banjer-massin te bereizen en van daar tot de Kapoeas door te d rin gen
3) ; werd ook eene bijzondere commissie voor de opneming der
landstreek van de Kapoeas tot Serawak benoemd, bestaande uit den
bekwamen luitenant 0. von Kessel, die zieh bij de opneming van
het Gouvernement van Sumatra’s Westkust door den heer Beijerinck
günstig had onderscheiden, en den sergeant-majoor der artillerié
L. Ullmann 4). Door deze belangrijke togten trachtte de heer Rochussen
met het terrein en de hulpmiddelen onzer bezittingen op
Borneo beter bekend te worden, en te zorgen dat zijne nieuwe organisatie
tot eene levende kracht werd gemaakt. En de günstige
gevolgen dezer maatregelen bleven althans tegenöver Engeland niet
achter. Wel schreef Brooke den 19 deu Mei 1 8 4 6 aan zijn vriend
Temple r: »Meld mij toch of men in Engeland bekend is met de
» nieuwe proclamatie van het Hollandsch Gouvernement betreffende
» zijne grenzen op Borneo; meld mij toch of de ministers middellijk
» of onmiddellijk hunne vermeende aanspraken hebben e rk en d 5) ; ” —
maar schoon het ook elders niet aan aanmerkingen o n tb ra k , het
blijkt dat het Britsch Gouvernement sedert die aanspraken wer-
kelijk heeft o n tz ien , en over pogingen tot het aanknoopen van
verbindtenissen met vorsten die ons oppergezag erkennen, zooals
Sir Edward Beicher in de eerste dagen van 1845 op de kust van
Berouw beproefd had 6) , hebben wij ons sedert niet meer te beklagen
gehad.
Ik zou hier nog menige bijzonderheid kunnen bijvoegen 7) , zoo
') Vgl. Inleiding, b l . l x x x v II.
s) Almanak van N. I. v. 1847, bl. 88.
*) Zie Inleiding, bl. l x x x i , l x x x v h .
*) Inleiding, bl. l x x x v i , Aanteekeningen van den heer v. d. Yelde HS.
De Statistieke aanteekeningen van den heer von Kessel betreffende het
Kapoeas-gebied, zijn dikwijla door mij aangehaald; ook ben ik in de gelegenheid
geweest bij dit tweede deel eene fraaije kopij der Figurativo kaart,
op de schaal van 1:25000, van het gebied tusschen de Kapoeas en Serawak,
door de heeren von Kessel en Ullmann, te raadplegen.
e) Brooke, I I , p. 146.
6) Zie Inleiding, b l. l x x x .
7) Zie b . v. de Inleiding, bl. x c—xeiv passim.