
1819. keeren, zoo niet vooraf de aan het Gouvernement verschuldigde be-
lasting was aangezuiverd *).
De heer Roesler werd naar Borneo vergezeld door den beer J. C.
Reynst, destijds secretaris van den hoofd-inspecteur van hnancien,
riiaar thans besternd om den heer Muller, wien te gelijkertijd eervol
ontslag verleend werd, als resident van Sambas provisioneel te ver-
vangen2). Tevens werd op voorstel van den heer Nahuys o o k d eh ee r
Prediger, die na de herhaaldelijk van de Chinezen ontvangen, maar
ongestraft gebleven beleedigingen, geacht moest worden zijn ontzag
te veel verloren te hebben, ter verplaatsing naar Batavia opgeroe-
p e n , en daarentegen de heer J. Yos, tot dusverre civiel gezaghebber
van Landak, tot zijn opvolger, doch slechts als assistent-resident
ondergeschikt aan den gezaghebber van Pontianak, bestemd 2).
De komst van den heer Roesler met de hem vergezellende magt
te Pontianak, werwaarts hij zieh het eerst begaf, had reeds dadelijk
het gevolg dat de Chinezen van hunnen voorgenomen aanslag op
Mampawa geheel afzagen en zieh verstrooiden. Daar echter de belee-
diging door hen aan het Nederlandsch gezag aangedaan niet gewroken
werd, — en men moet erkennen dat daartoe de magt waarover
de Commissaris kon beschikken, zeker niet toereikend was — werd
geen duurzaam resultaat verkregen, en keerden zij weldra na zijn
vertrek tot de vroegere weerspannigheid terug 4). Al de pogingen
van den Commissaris om de betrekkingen met de Chinezen van
Mandor beter te regelen, liepen uit op eene belofte van den Pang-
lima om het bepaalde hoofdgeld in te zamelen en aan den resident
te verantwoorden. Bij deze onderhandeling trachtte echter de Pang-
liina den heer Roesler te overtuigen dat het getal der weerbare
Chinesche mannen in he t Pontianaksche rijk , hetwelk men vroeger
op 15 ä 16,0 0 0 geschat h ad , naauwelijks 4 0 0 0 bedroeg. De sluwe
*) Brief van den heer Nahuvs aan den Gouv.-Gen. van 29 Mei, n®
31 (HS.).
2) Mijer 1819, bl. 520. *
) Het voorstel hiertoe vind ik in een brief van den heer Nahuys aan den
Gouv.-Gen. van 6 Junij 1819, no. 37, vergeleken met het boven, bl. 57,
ontwikkeld plan tot reorganisatie van Mampawa, en het bewijs der uitvoering
in de onderteekening van het verbeterd contract met Mampawa van 6 Sept.
door den heer Hartmann, als //fungerend resident van Pontianak en Mampawa.
De heer Prediger overleed in 1820 op Java onder zeer ongunstige
omstandighedenr Brief van G. Muller van Nov. 1820 tot begeleiding zijn er
Memorie van April te voren.
*) Mijer 1819, bl. 520, Tobias, bl. 63.
Chinees, ofschoon zeker niet voornemens een penning buiten nood- 1819.
zaak te betalen, zorgde dus voor een middel om, ook zoo het Gouvernement
te sterk bleek, een goed deel der helasting te ontduiken !).
Inmiddels had zieh de Commissaris met een vernieuwd onder-
zoek naar de regten van Sjerief Othman en Sjerief Aboe-Bekr op
den troon van Pontianak bezig gehouden, waarvan de uitkomst
was dat de regering door hern aan eerstgenoemden werd toevertrouwd,
onder belofte dat hij op eene voldoende wijze in het onderhoud
der hinderen van Sultan Kasim zou voorzien , en tevens eene jaar-
lijksche som van f 6000 zou afzonderen tot betaling der schulden
door zijn overleden broeder nagelaten, — verpligtingen van welke
zieh de nieuwe Sultan met de grootste naauwgezetheid gekweten heeft.
Deze schikking kon echter niet verhinderen dat het vuur der tweedragt
te Pontianak bleef voortsmeulen. Sultan Othman, ofschoon om
zijne zachtheid, menschlievendheid, eerlijkheid en belangeloosheid ge-
pre z en , kon het echter niet vergeten dat Aboe-Bekr hem te Batavia
den voet had willen ligten. Deze van zijne zijde beschouwde zieh
niet minder als verongelijkt, en vond steun bij de hoofden der
Boeginezen, tot welk volk zijne moeder behoord had. Daarentegen
kozen de Arabieren warm partij voor Sultan Othman, hetgeen ons
geenszins bevreemden kan, wanneer wij den heer Tobias van hem
hooren getuigen dat hij wel is -waar een goed mensch was, maar
meer geschikt voor opperpriester dan voor v o r s t, bovenmate stipt
in de vervulling zijner godsdienstpligten en den Islam van gan-
scher harte toegedaan. Reeds orn deze reden kon hij bezwaar-
m als een opregt vriend der Europeanen beschouwd worden; doch
daar hij de schranderheid van zijn vader en broeder miste , om-
trent de uitbreiding van zijn gezag onverschillig was, en zieh te-
vreden toonde zoo hij zijn schraal '''inkomen slechts eenigzins zag
vermeerderen en voor het overige rüstig mögt voortbidden, was er
geen gevaar van hem te vreezen en kon hij als een geschikt werk-
tuig in de handen van het Gouvernement beschouwd worden 2).
Zoodra de regering hepaaldelijk aan Sultan Othman was opgedra-
g en , werd ook het contract met hem vernieuwd op denzelfden voet,
als waarop het vroeger met Sultan Kasim was aangegaan. De veran-
') Van Lijnden T. N. I., bl. 174, Muntinghe, bl. 170. De heer Tobias
H S ., bl. 63, noemt de aanbiedingen der Chinezen waarmede de heer
Roesler provisioneel genoegen had genomen, «belagchelijk en schandelijk.”
s) Off. Stukk. H S ., bl, 26, 27, Tobias H S ., bl. 56, Ritter, bl. 207.