
» ter vereffenen zehlen hunne verschillen met de andere stammen,
»dewijl hunne schuld in vele gevallen zoo groot is geworden, d a t,
» zoo zii de betalins: wilden beproeven, zij zeker insolvent zouden
I blijken 3
E r is geene treffender overeenkomst denkbaar, dan tusschen deze
bloedwraak der Dajaks en die der Bedowinen , gelijk ze ons door
Burckhardt beschreven wordt 2). Ook daar blijft, gelijk men zieh
u itd ru k t, ten eeuwigen dage bloed tusschen de stammen, totdat
het getal verslagenen gelijk Staat, of de bloedprijs voor het grooter
aantal bepaald is. Maar boe barbaarsch zulk een regt van weder-
vergelding, waarbij elk zijn eigen regier is , ook wezen möge, niet
ten onregte schrijft Burckhardt daaraan een zeer heilzamen invloed
toe. Tallooze redenen van twist en oorlog ontstaan ieder oogenblik
tusschen zulke stammen, als in de woestijnen van Arabie omzwer-
ven, en zouden waarschijnlijk reeds lang de magtigste hunner tot
weinig meer dan een naam hebben gemaakt, indien niet de schrik-
kelijke bloedwraak de diepst ingekankerde vijandschap schier bloe-
deloos deed zijn. En ongetwijfeld :strekt ook onder de Dajaks de
bloedwraak om de bloedstorting op grootere schaal te beteugelen en
schier onmogelijk tem ak en , en dit zou nog veel meer bet geval zijn,
indien men overal in dit opzigt aan de voorvaderlij ke gebruiken
was getrouw gebleven, en de Maleijers n ie t, met booze bedoelingen,
de moordzucht onder de Dajaks hadden trachten te prikkelen.
Wanneer ik hier van de schuld der Maleijers in het aanmoedigen
van vijandelijkheden onder de Dajaks gewaag, dan bedoel ik niet
zoozeer de bij sommige bovenlandsche vorstjes nog bestaande ge-
woonte om bij huwelijken of begrafenissen eenige koppen door hunne
onderdanen te doen snellen; want zij is het gevolg van hunne ge-
heel- of half-Dajaksche afkomst en hunne nog zeer onvolkomen
bekeering tot den Islam. Maar het is eene bekende zaak dat de
vorsten van het Kapoeas-gebied de moordzucht hunner Dajaksche
onderdanen niet zelden ten behoeve hunner eigene hebzucht of tot
bevestiging van hun gezag exploiteren, gelijk ook op de Noordkust
>) Low, p. 212, 213. Met de hier beschrevene zeer overeenstemmende
gewoonten vindt men op Celebes onder den naam van p o e li. Zie Tobias
in // de Nederl. Hermes,” voor 1828, n°. 3 , bl. 84.
2) Burckhardt, Notes on the Bedouins and Wahabys, V. I , p. 148—157.
Ygl. ook Groenewoud, Oratio de sanguinis quae vocatur vindicta, Arabi-
bus maxime propria (Gron. 1822).
eenige Arabische Sjeriefs en hunne Maleische handlangers de roove-
rijen der Zee-Dajaks poogden aan te moedigen, ten einde zieh van
het beste deel van den buit meester te maken, en inderdaad de grootste
schuld dragen van de gruwelen door dit volk gepleegd 1). Waarschijnlijk
is het in andere deelen des eilands niet günstiger met den
invloed der Maleische vorsten en grooten gesteld, en God alleen weet
hoeveel van de gruwelen die op Borneo bedreven worden, op hunne
rekening mag worden geschreven. De gemakkelijkheid waarmede
zieh de Dajaks door Europeschen invloed van hunne woeste gebruiken
laten afbrengen, treedt voor hunne Islamietische beheerschers
als een beschuldigende getuige op 2). Ik zal, wat de Wester-afdee-
ling aangaat, op de schuld der Maleijers nog terugkomen bij de
beschrijving der Dajaksche wijze van oorlog voeren, en bier nog
slechts een punt aanroeren. Zijn door vreemde Dajaks moorden
aan de onderdanen der Maleische vorsten gepleegd, dan trekken
dezen zieh dat doorgaans aan en nemen de vereffening van het
geschil in handen; in andere gevallen wordt de tusschenkomst en
beslechting der vorsten door de Dajaksche stammen zelven inge-
roepen 3). Maar de uitkomst dezer arbitrage is zelden bevredigend;
meestal leiden zij het daarheen dat aan de bloedwraak vrije teugel
gelaten wordt. De Dajaks zelven beklagen zieh — en het is het
beste bewijs h unne r natuurlijke zachtzinnigheid, — dat de Ma-
*) Low, p. 189—191. Eene booze rol vervulden daarbij vooral de
Sjeriefs Sahib en Muller, gelijk de Engelsche schrijvers hen noemen. Deze
laatste naam is waarschijnlijk het Arab. Mania, dikwijls Molla of Mulla
uitgesproken.
s) Ik herinner hier in de eerste plaats den heilzamen invloed door Radja
Brooke uitgeoefend. Zoo ook zegt de heer Schwaner (B., I, bl. 193): //Ik
// ben gelukkig genoeg geweest om menigen assan-togt te onderdrukken, on-
\ n derling zeer verbitterde hoofden met elkander te verzoenen, en hen te be-
// wegen tot het sluiten van vriendschaps-verbonden voor eeuwige tijden voor
//hunne personen en stammen.” Zelfs van de Parische stammen van Eoetei,
die tot de blbeddorstigste Dajaks behooren, zegt Dalton, p. 54: //the most
// odious feature in their character is the propensity for cutting off heads,
//but I am convinced an intimacy with Europeans would soon break them
//from the custom. I once took occasion to mention to Selgie that he could
//not hope to become friends with white men whilst his countrymen per-
// severed in this practice; he replied they would immediately leave it off
//and obey the Europeans in all things if they had the opportunity of
// coming in contact with them, bringing them the produce of the country
//and receiving in turn such articles as they require. I have heard the
//same from other Rajahs.”
8) Yan Lijnden N. T., bl. 627, 635.