
1834. vertoon der vermelde certificateli, en »tegen betaling der verschul-
digde inkomende regten” 1).
In den loop van het jaar 18 3 4 keerde de heer Ritter naar Java
te ru g , en werden ook de waarnemende assistent-residenten van
Sambas en Pontianak uit hunne betrekking ontslagen en vervan-
gen, de eerste door den heer P. J. A lix, en de tweede door den
heer H. J. Huskus Koopman 2) , die later in de geschiedenis van
Neérlandsch Indie door zij ne zending naar de hoven van Bali in
1 8 4 2 is bekend geworden.
*) Staatsbl., n°. 56. De laatste bepaling schijdt onduidelijk gesteld. Im-
mers kan de bedoeling wel geene andere wez’en dan dat die regten bij den
eersten invoer te Batavia, Soerabaja of Samarang moesten voldaan zijn,
afschoon de woorden van het besluit zouden doeü ,denken dat zij te Sambas
of Pontianak moesten betaald worden.
a) Almanak v. IST. I, voor 1835, bl. 62.
ZESDE HOOFDSTUK.
De assistent-resident van Pontianak bezoekt Sakkadana en Kajoeng. — Voort-
durende oneenigheid tussehen den Saltan van Sukkadana en de Matansche vor-
sten. — Voorstel om een post te Matan te vestigen en Sukkadana tot vrijhaven
te verklären. — Mislukking der aan den assistent-resident opgedragen onder-
handelingen. — Benoeming van den heer de Linge tot Commissaris. — Nieuwe
regeling der zaken van Koeboe bevolen. — Nieuwe voorstcllcn tot het sluiten
van een handelsverdrag met Broenei. — Zaken van Tajan en Landak. — Ver-
dere punten ter beslissing aan den Commissaris opgedragen. — Kwijning van
den handel te Pontianak en Sambas. —• Houding der Chinezen. — De heeren
Humrae en Bloem tot assistent-residenten benoemd. — Komst van den Commissaris
ter Westkust. — Contract met den Sultan van Sukkadana.'— Sukkadana
tot vrijhaven verklaard. Contract met den Heer van Koeboe. — Regeliog
der posten te Landak en Tajan. — Oprigting eener suikerfabriek te Pontianak.
— Goede vooruitzigten der onderneming. — Zij wordt door het Gouvernement
afgekeurd. — De fabriek voor partikuliere rekening voortgezet.
Dood van den heer de Linge. — Verval en ondergang der fabriek.
Nadat de reorganisatie van Borneo’s Westkust was tot stand ge- 18
komen, was onze vestiging aldaar op zoo bekrompen voet gebragt,
dat het geene verwondering kan baren, zoo de volgende ja ren, zelfs
voor den geschiedschrijver die geene kleinigheden versmaadt, wan-
neer zij licht over den toestand van land en volk kunnen ver-
spreiden, zeer weinig opmerkelijks opleveren. Hierbij komt dat
de gebeurtenissen in Nederlandsch In d ie , ten gevolge der heer-
schende zucht naar geheimhouding, doorgaans eerst na verloop van
eenige jaren allengs naauwkeuriger bekend worden, en ofschoon
daarin sedert 1848 eene in het oog loopende verandering heeft
plaats gegrepen, heeft deze nog slechts in geringe mate terugge-
werkt op de jaren die onmiddellijk aan deze krisis zijn voorafge-
gaan. Mijn verhaal zal dus noodwendig gedurig korter en schra-
ler worden, zoodat ik tneer en meer gapingen ter aanvulling aan
mijne opvolgers zal moeten overlaten.
De ellendige toestand van Matan en Sukkadana gaf ook den
II. ' 35