
en gemeld hoe de door hen gestichte gemeente in körten tijd weder
verliep, zoodat er geen spoor raeer van overbleef 1). De volhardende
pogingen der Rhijnsche zendelingen in Poelopetak schijnen thans, na
vele jaren van schijnbaar onvruchtbaren arbeid, eindelijk eenig regt te
geven tot günstiger verwachtingen; doch men bouwt ze meer op het
onderwijsder jeugd, dan op de bekeering der volwassenen. Nog on-
gelÄkkiger zijn de Amerikaansche zendelingen in Landak geweest,
die sedert 1 8 5 0 hunne pogingen tot bekeering der Dajaks in wanhoop
hebben opgegeven, zooals u it een later te geven overzigt hunner
werkzaamheden duidelijk blijken zal. Wij zullen dan zien dat de
tegenwerking van sommige ambtenaren en van de Maleijers daartoe
n ie t weinig heeft bijgedragen; en nog grootere kracht mag men
welligt toekennen aan een donker besef dat de Dajaks beheerscht,
van de onmetelijke klove die hen van de bescbaafde Europeanen
scheidt. Maar men kan toch niet ontkennen dat de Dajaks aan
hunne eigene begrippen en gebruiken inderdaad gehecht z ijn , wan-
neer men ziet dat zij nog altijd de zooveel langer en aanhouden-
der op hen geoefende werking van den Islam wederstaan, niettegen-
staande de onder hen levende Maleijers hun in physische eigenaar-
digheden, in mate van verstandelijke ontwikkeling, en in denkbeeiden
en gebruiken zooveel nader staan, in naam der vorsten het
gezag over hen oefenen , en als handelaars met hen in ged urige
aanraking komen 2). Inderdaad zijn zij in sommige opzigten gereed
genoeg om de zeden der Maleijers na te apen en hunne begrippen
aan te nemen. Ofschoon de heer Muntinghe meende dat de hemel
van Mohammed voor de Dajaks geene bekoorlijkheid zou bezitten 3),
ontbreekt het echter niet aan voorbeelden van Dajaksche hoofden
die de veelwijverij der Maleijers navolgen 4) ; ofschcon het koppen-
snellen dieper dan eenige andere gewoonte in het gansche leven
der Dajaks is ingeweven , hebben echter vele stammen , die met
de Maleijers en Chinezen dagelijks verkeeren, aan dit bloeddorstig
gebruik grootendeels vaarwel gezegd 5). En toch zijn bekeeringen
tot de leer des Korans nog altijd als zeldzame uitzonderingen te
beschouwen. Houdt men daarbij in he t oog dat de aanneming
*) Inleiding , bl. x x x v , xxxvi.
*) Vgl. Foreign missions of the reformed Dutch church, p, 3 1 , 32.
s) Muntinghe, hi. 194.
*) Zie boven bl. 252.
6) Bitter A ., bl. 420, Crawfurd, Malay Grammar, I , p. l x x x i i .
van den Islam voor de Dajaks het beste middel is om de ver-
drukking en knevelarijen waaraan zij te r prooi z ijn , te o ntgaan,
en zieh allengs tot de bevoorregte käste der Maleijers op te hef-
fen , dan zal men erkennen dat niets meer ongegrond kan wezen,
dan de meening van den beer Muntinghe dat zij , naarmate van
den leidsman dien zij vinden, gemakkelijk tot den Islam of tot het
Ghristendom te bekeeren zijn *).
Met dat al leert ons de geschiedenis van Borneo dat, in een tijds-
verloop van eeuwen, met den invloed der Maleijers ook de Islam
zieh allengs en ongemerkt heeft uitgebreid, helzij daartoe regtstreek-
sche oorlogsdwang, of onderlinge huwelijksverbindtenissen, of de
hoop op de verwerving van gunsten en voordeelen en het ontgaan van
ondragelijke verdrukking, of eindelijk de slavernij in dienst van
Maleische meesters, hebben aanleiding gegeven. De zoogenaamde
Maleijers der bovenlanden, zelfs hunne vorstjes en aanzienlijken ,
zijn voor een groot gedeelte van Dajaksche afkomst en zijn vaak
nog in vele opzigten aan de Dajaksche z e d en , ook waar zij met
de Koranleer in lijnregten strijd z i jn , getrouw gebleven, gelijk in
de volgende hoofdstukken telkens blijken zal. Vele Dajaksche stammen
in Landak , Tajan , Sangouw , Sambas , zweven in een soort
van tusschenstaat, meestal door het toenemend gebruik der Maleische
taal gekenmerkt, en eindigen vaak met den Islam, met meer
of minder opregtheid, aan te nemen. Het bewijs dat de overgang is
tot stand gekomen', levert vooral de onthouding van varkensvleesch ,'
die den Dajak, bij gebrek aan ander dierlijk voedsel, natuurlijk
zeer bezwaarlijk v a lt; en weihaast worden dan ook de dorpen op
de Maleische wijze in g e rig t, zoodat zij u it verspreide woningen,
met vruchtboomen omgeven, bestaan, terwijl de voorgeschreven ge-
beden ten bepaalden tijde worden verrigt. De Dajaks die, soms
*) Muntinghe, hl. 164. Ik breng hier nog eene plaats bij uit Becker
P ., bl. 454: //Het Islamismus scheen vödr tien jaren hier snelle vorderingen
te zullen maken. De hoofdoorzaak hiervan was, dat de man aan
wien toenmaals (kort na het overlijden van een vorigen resident, waar-
schijnlijk door tusschenkomst der Hadjis te Banjer) het bestuur over Poelopetak
was opgedragen, een Maleijer, zekere Goesti Kassan was, die allen
zocht te bevoordeelen, die zieh bereidwillig betoonden zijn geloof te omhel-
zen. Op het algemeen en dringend verlangen der bevolking ontsloeg de
opvolgende resident Goesti Kassan weder uit zijne ambtsbetrekking, en
stelde in zijne plaats twee Dajaks als hoofden aan, en sedert dien tijd zijn
de overgangen tot het Islamismus zeer verminderd.”