
ACHTSTE HOOFDSTÜK.
Het landschap Larah aan het Nederlandsch gezag overgegeven. — Maalregelen
van den resident van Sambas tot opbenring en bescherming der Dajaks. —-
Aanleg van Gouvernements-kofEjtuinen te Sibalonw en Kendei. — Pogingen
tot invoering der peperkultuur. — Toestand der Chinezen in Larah en Sinka-
wang. — Gisting onder de Chinezen te Montrado. — Voorstellen van den resident.
— Günstige Staat van zaken in Mandor. — Plan tot bezetting van
Montrado. — Gevecbten met de Chinezen te Sinkawang. — Ontroiming van
Sinkawang en Larah en vernieling der koifijtainen te Sibalonw. — Reis van
den beer van Grave naar Batavia om de booge regering in te lichten. — De
Chinezen van Mandor beginnen aan den opstand deel te nemen. — De resident
van Grave komt in een gevecbt met de zeeroovers om. — Herhaalde aanvallen
der Chinezen op Mampawa. ~ Aankomst van versterking, die dadelijk weer
naar Java wordt afgeroepen. — De betrekkingen met de Chinezen blijven in
statn quo.
1823. Onze aandacht wordt thans gevorderd door de verrigtingen van
den resident van Sambas en zijnen assistent den heer L u n e l, ten
gevolge van den afstand aan het Nederlandsch Gouvernement van
het landschap L a rah , waar men voornemens was proeven te nemen
om de Dajaks tot de k ultuur van koffij en peper op te leiden, ten
e in d e , zoo mogelijk, door hun voorbeeld den naijver van de be-
woners der naburige gewesten te prikkelen. Toen de Sultan in de
maand Julij werkelijk dit landschap aan de beambten van het Gouvernement
overgaf, bleek het dat hij zieh had vergist, en dat Lara
h , in plaats van 16 kampongs met 1035 lawangs, zooals in het
contract was ondersteld, slechts 1 5 kampongs, uitmakende te za-
men slechts 711 lawangs, bevatte. Deze vergissiDg ten aanzien eener
geheele kampong was he t gevolg van des Sultans verregaande on-
bekendheid met zijn eigen grondgebied, daar hij in de meening
verkeerd had dat de kampong Soetie aan Sambas behoorde, terwijl
zij inderdaad eene onderhoorigheid was van den Pariembahan van
Landak. Daar intusschen de Sultan wel mzag dat hij gevaar liep 1823.
zieh door deze misrekeningen het ernstig misnoegen van het Nederlandsch
gezag op den hals te h a le n , gaf hij aan den resident
den wensch te kennen om het Gouvernement door eene minnelijke
schikking schadeloos te stellen, zoodra de Pangeran Bandhara (Pan-
geran Anom), wiens tusschenkomst, daar hem Larah als apanagie
behoord had, daarbij nie tk o n worden ontbeerd, maar die thans den
heer Muller op zijnen togt naar de Kajans vergezelde x) , te Sam-
bas zou zijn teruggekeerd. Toert de Pangeran in het midden van
Augustus was aangekomen, werd hij ziek en kon over geene zaken
geraadpleegd worden, en daar kort daarnade resident eene inspectie-
reis naar Montrado had te v e rrig ten , duurde het tot zijne terug-
komst in het begin van October eer de onderhandelingen konden
worden aangevangen. Het was de wensch van den resident dat de
Sultan he t tekort in de Dajaksche lawangs zou goed maken door
den afstand van het een of ander in de nabijheid van Larah gelegen
distrik t, hetzij dat van Sangouw 2), hetzij dat van Ledo. Aan
dit laatste gaf hij de voorkeur, zoowel om de günstiger ligging
als u it menschlievende bedoelingen. De Dajaks van Ledo hadden
namelijk tegen die van Larah eene erfelijke veete en verbinderden
heil naar Sambas af te komen. De heer van Grave hoopte deze
veete door de vereeniging van beide distrikten onder een hoofd
te kunnen in vergetelheid brengen; hij wenschte bovendien de Dajaks
van Ledo te onttrekken aan de tyrannieke handelingen van
den Pangeran Pakoe, wien zij 1 5 ä 2 0 jaren geleden als apanagie
geschonken waren en die zieh zulke ondragelijke afpersingen
had veroorloofd, dat de 500 lawangs, die dit distrikt aanvanke-
lijk beva tte , in weerwil van den bekenden tegenzin der Dajaks
om den grond te verlaten die hen zag geboren w o rd en , allengs
tot naauw 300 versmolten waren. Zoo was onder andere deze
Pangeran gewoon, alle de rivier opvarende praauwen te Ledo aan
te houden , en zieh de waren die zij bevatt’e n , tegen een door
hemzelven willekeurig bepaalden prijs toe te eigenen, om ze ver-
volgens aan de Chinezen van Loemar en Larah met buitensporige
winsten te verkoopen. Het liet zieh zelfs aanzien dat dit barbaar-
sche stelsel van knevelarij en verdrukking met den dood des
J) Zie boven, bl. 363.
!) Men verwarre dit niet met-het rijk van Sangouw aan de Kapoeas.
Over het distrikt Sangouw is gesproken D. I , bl. 109.
II. 26